ik ga op reis en ik neem mee:

Boeken! Ik ben een total loss boekenwurm. Er zijn maanden dat ik behalve mijn Humo en de verjaardagskalender op het toilet niets lees. Er zijn maanden waarin ik een aanloopje neem en er vijf boeken op het nachtkastje liggen, telkens met een bladwijzer erin die zich situeert tussen de eerste en vijftigste pagina, en er zijn maanden waarin in sprintjes trek. Waar boeken van 500 bladzijden in drie dagen worden uitgelezen. Of correcter: in drie nachten. Want overdag werk ik voor de job, ’s avonds werk ik voor het huishouden en ’s nachts, rond een uur of twaalf duik ik in mijn bed met een boek. Dat blijf ik lezen tot de nacht overgaat in de dag (zo ergens rond vier uur, half vijf) om vervolgens als een halve zombie de dag door te komen, te verlangen tot ik weer in mijn bed kan om de resterende pagina’s te lezen.

“Lees dan in kleine stukjes, een beetje hier, een beetje daar” hoor ik dan als tip tegen dat nachtelijk lettervreten. Werkt dus niet bij mij: zet mij met een boek op het kleinste kamertje en dat blijft een halve dag bezet, zet mij met een boek op de trein en ik krijg een pesthumeur als ik moet afstappen voor mijn boek en ik er klaar voor zijn, zet mij in de keuken terwijl de soep opwarmt en die brandt sowieso aan (nuja, anders ook).

Na mijn halfjaarlijkse (zomer- en winterperiode) literaire uitputtingsslag moet ik dus telkens zo’n vijf maanden bekomen. Om er dan weer voor een maand in te vliegen en junkiegewijs telkens te beloven dat ik nu echt wel ga stoppen, nog eentje, nog één hoofdstukje, … Ik moet leren om saaie boeken te lezen. Maar in zo’n boekenvreetbui lijkt zelfs de bijbel onwaarschijnlijk spannend.