Opdracht van dag: blog over iets waar u oprecht fier over bent.
Eén minuut na het verstrijken van de dag je post schrijven: teken aan de wand. Het was trouwens de enige die ik niet op voorhand had klaarstaan, wegens te moeilijk waarschijnlijk.
Bon, waar ben ik oprecht fier op?
– Mijn zonen. Ik vind dat twee ongelooflijk schone kinders, daarom zijn het ook mijn kinders. Mocht ik 25 jaar jonger geweest zijn, ik liep er stapelzot van. Die zijn precies ook veel cooler dan ik ben en soms stellen ze vragen waar ik ondersteboven van raak. Ik ben blij dat ze die vragen durven te stellen, dat ze vol zelfvertrouwen in ’t leven staan. Goud waard is dat.
– Mijn vent: omdat hij het al zo lang kan uithouden met mij. Hij had zich misschien wel een ander leven voorgesteld (zie de post over vervlogen dromen), maar afgezien van die paar foutjes die standaard in elke vent ingebouwd zitten, ben ik best wel fier op de keuze die ik 12 jaar geleden heb gemaakt.
– Mijn toenemende foert-attitude. Ik moet daar dan al dertig en een kluts voor geworden zijn om meer en meer foert te zeggen, om niet goed te willen doen voor iedereen, om niet door iedereen graag gezien te willen worden. Zo af en toe eens bitchy zijn: man, dat kan deugd doen.
– Mijn neurotisch kantje: ’t heeft hier al voor veel plezier gezorgd, onder andere bij het uittekenen van de stopcontacten en verlichting in ons huis. Ik werd gek toen ik hoorde dat er maar drie spots in het bureau zouden komen. Dat is nu toch geen getal, drie? Vier moesten het er zijn, twee rijen van twee. En allemaal op gelijke afstand van de hoeken. En die stopcontacten: die zet je per twee, en niet ergens een serie van drie. Ik kan een hele dag nerveus rondlopen als ik een stielman zijn gerief niet zie opkuisen, of een steek voelen als ik zie dat iemand niet op een propere manier een zakdoek uithaalt. Ik slaap slecht als er nog iets op mijn aanrecht staat ’s avonds en ik tank bij nog voor mijn tank een derde leeg is. Het zijn dingen waar ik mensen mee kan doen lachen. En ik vind het niet eens erg meer als ze er mij mee uitlachen, zolang ze mij maar laten doen en ik er mijn slaap niet voor moet laten.
– Mijn lijf: en dan niet hoe het eruit ziet, maar wel hoe het functioneert. Het heeft een minimum aan slaap nodig, kan heel lang zonder voedsel (als het echt moet), ’t heeft spieren als een mannenlijf, ’t kan heel lang in de gevarenzone functioneel blijven, maar ’t geeft op tijd alarmsignalen als het in het rood gaat. Dat lijf zit me als gegoten, blijkbaar.
– dat ik het hier de hele week heb volgehouden om te bloggen. Hoera!