Ik was al aan het twijfelen of ik eigenlijk nog naar Kind&Gezin zou gaan met die derde. Die inspuitingen kan hij evengoed bij de kinderarts krijgen en het bespaart me het geneuzel van veel te jonge verpleegsters zonder kinderen of veel te oude huisartsen op rust die nog wat extra inkomsten zoeken. Hier dus geen goede ervaringen met K&G en al zeker niet als ze betweterig willen doen. Maar, vergevingsgezind als ik ben, vond ik dat ik het team in de nieuwe woonplaats ook een kans moest geven. Het kunnen toch niet overal zo’n seutige verpleegsters of ongeïnteresseerde artsen zijn als in de vorige woonplaats? Dus verwelkomde ik verpleegster M., die me opbelde en meteen de vraag stelde waarom ik in godsnaam na amper 24 uur uit het ziekenhuis was vertrokken. “Omdat ik bij mijn kinderen wou zijn; ik in mijn huis gaat veel beter dan ik in een ziekenhuis”, en dat op een toon die geen tegenspraak of gesus of getrunt duldde. De toon was gezet en verpleegster M. leek dat te accepteren. Dus mocht ze thuis op bezoek komen. En ze deed dat goed, ik zag een nuchtere, wijze mevrouw en dacht dat het toch wel nog goed zou komen. De tweede ontmoeting, met de gehoortest: opnieuw een goed gevoel. Verpleegster M. stelde me gerust, suste de jongste, benadrukte het volgen van het eigen gevoel, enzovoorts. Punten voor verpleegster M. dus.
En of ze een volgende consultatie mocht vastzetten, zo rond vier weken? Dat mocht.
Enter verpleegster Zenuwaandoening met zenuwen die op springen stonden omdat ze een lastig kind voor zich kreeg. En dat ze al had gehoord dat ik een half uur in de wachtzaal rondliep met een krijsende baby (mochten ze op tijd zijn, dan was dat beperkt gebleven tot 5 minuten), dat hij bleef krijsen toen we bij haar waren, dat hij nog harder krijste toen we bij de dokter waren, dat ze toch wel vond dat hij lawaai kon maken, dat hij lastig was, dat ik hem ’s nachts absoluut niet meer in bed mocht eten geven maar beter naar beneden zou gaan, dat het toch vreemd was dat het bij de andere kindjes niet zo was, of hij wel eten genoeg kreeg, en dat het waarschijnlijk een huilbaby was en bzzzzzz… ging het toen in mijn hoofd.
Nogal een geluk voor haar dat ik bij oververmoeidheid in een soort roes verkeer die het me onmogelijk maakt om kwaad te zijn of om te snauwen. Helemaal zen was ik dus en ik onderging het allemaal, terwijl ik gewoon aftelde tot zoon3 en ik weer in ons eigen huis waren en hij daar op zijn gemak kon verder trunten, of krijsen, afhankelijk van het uur van de dag.
Volgende week komt verpleegster M. Als ze me kan garanderen dat ik nooit ofte nimmer nog verpleegster Zenuw zie, dan blijf ik gaan. Zoniet dan stopt het hier, voor het welzijn van verpleegster Zenuw. Ik sta namelijk niet in voor de gevolgen de dag dat ik uitgeslapen zal zijn.
En dit, één zo’n moment, één zo’n half opgetrokken mondhoek per dag, één zot moment van de grote broers per dag: dit maakt alles weer goed.