Onze kousenlade kreeg een jaarlijkse opruimbeurt en ik kwam tot de vaststelling dat ik heel (maar dan ook heel héééééél) wat paren nylonkousen heb. Gaande van wit (Ja, ik! Wit!) over geel, groen, bordeaux, rood, paars, bruin, grijs tot zwart. En dat zijn dan nog de effen paren. Die met een motiefke zijn nog een categorie apart.
Al die paren zijn natuurlijk wel verzameld in een periode van ongeveer tien jaar, en aangezien er hier nog eerder een ijstijd zal aanbreken dan dat ik twee dagen per jaar een rokje draag kunnen al die kousen dus ook niet echt verslijten, laat staan dat er gaten kunnen in komen.
Er moeten dus meer rokjes gedragen worden willen we die aanwezige kousen kunnen weggooien van pure ouderdom en slijtage. Omdat een goed voornemen vraagt om er meteen aan te beginnen (en het dan 10 dagen later terug op te geven), werd er dus vandaag een rokje gedragen. Jeans, tot aan de knie, niet te veel tralala. En toen…
Benne: “Mama, ik vind dat rokje niet mooi…”
ikke: “Hoe? Benne, ben je niet blij dat mama eens een rokje aanheeft?”
Benne: “Nee, da’s lelijk…”
ikke: “Maar meisjes dragen toch rokjes, de meisjes in jouw klas dragen toch ook rokjes?”
Benne: “Ja, maar dat zijn meisjes… jij bent een mama.”
Hopla, de illusie van mijn jeugd in één klap van tafel geveegd…