Koeten:
“Benne! Kijk! Daar in de wei! Een koe!”
“Oh ja, mamaa, kijk daar! Veel koeten!”
Zwinnekonin:
En varkenshaasje? Dat vinden wij niet zo lekker. Hij had het nochtans overheerlijk klaargemaakt, de man en kok des huizes. Maar juk en ieuw allen tesamen: mals vlees is dus niets voor mij. En voor de zonen blijkbaar ook niet. En de West-Vlaamse vertaling voor varkenshaasje doet het ook al niet veel smakelijker klinken.
Kabouterbotjes:
En dan nog: wie is er op het afgrijselijke idee gekomen om deze zomer van die kabouterbotjes te lanceren? Die dingen zijn dan nog de helft van de tijd ‘gewatteerd’ of met één of ander warm stofje binnenin voorzien, waardoor je echte zweetenkels krijgt. Bovendien: allemaal schoon zo onder een broek, van die kabouterbotjes. Maar als je zoals ik met van die megakuiten zit is dat echt geen zicht, denk ik zo. Blijft over: schoenen waar je grote teen een verkoudheid van krijgt, schoenen met hakken zo hoog dat je kuitspier zal krimpen tot de lengte van anderhalve centimeter en gladiatorsandalen. Dat ze maar een koude zomer geven, kan ik mijn winterbotjes blijven dragen.
ik vind de koeten een megavondst….