– als je al in de auto moest zitten richting Kind & Gezin, de waakhond der Vlaamse kinderzieltjes, om daar met veel schwung en poeha je kleine te laten beoorden, maar op dat eigenste moment in je keuken staat met twee bleitende kinderen. Eén zoon op je armen omdat hij zo moe is van naar school te gaan en wakker is geworden temidden van een mooie naschoolse droom. De andere zoon hangt (echt, hangt!) aan je broek, doet een poging om nog harder te huilen dan zijn grote broer, gewoon omdat hij dat leuk vindt.
– als je jongste zoon de hele tijd zijn beeste beentje, voetje, armpje, … voorzet bij de dokter, opdat die toch maar zou oordelen dat deze flinke jongen geen spuiten meer nodig heeft. Ondanks alle verleidersblikken, het mooi blokjes op elkaar stapelen, de vele woordjes die hij zei: twee keer een stuk naald in zijn koersbillen. Die blik in zijn ogen, dat verwijt erachter, meneer was kwaad, dat heeft zowat iedereen gehoord daar aanwezig.
– als je in je hall merkt dat die twee grote boxen met foto’s bedolven zijn onder een derde stapel met foto’s. Nog te sorteren, dateren, in te plakken, … en liefst ook voorzien van wat snedige commentaar waar ze dan later, samen met hun lief, mee kunnen lachen.
– als je voor een website drie foto’s van jezelf moet doorgeven, alsnog graaft tot diep in 2007 om dan te merken dat er eigenlijk gewoon geen pixelversies van jou bestaan. Dat je digitaal een nobody bent.
– als je merkt dat je eigenlijk nogal een gelukzakje bent, dat je aan de goede kant van de wereld geboren bent, en dat je niet zo moet zuchten. Dan zucht ik ook 🙂