Lieve Benne,
Lieve oudste zoon van me, ik ben je moeder en ik ben een zaag. Meer nog: ik zaag soms ongelooflijk veel, want je hebt ook nog een broer. Ik mag dat doen, zagen, want bij je geboorte kreeg ik niet alleen een zoon, maar meteen ook het recht om af en toe eens stevig over die zoon door te drammen.
En ik ben daar nogal bedreven in, zo’n potje goed doordrammen op tijd en stond kan ferm deugd doen. Heel vaak is het in positieve zin: ik loop op te scheppen over mijn blonde god, laat zelfs de perfectie verbleken als ik die met jou vergelijk en kan het niet laten om je te bewieroken met de geuren, kleuren en woorden waar zelfs de meest fervente Woodstock-ganger hoofdpijn van zou krijgen. Dat mag ook wel vind ik, je bent nu eenmaal het liefste, slimste, mooiste en grappigste kind. Een gedeelde eerste plaats met je broer is dat.
Maar soms, heel soms, loop ik ook echt te zagen. Liefst met andere moeders: wie het verschrikkelijkste kind heeft, wie het minste uren slaapt per nacht, wie er het vaakst zijn kind in de hoek zet en wie het meest moet opruimen en kuisen. Dat is nu eenmaal zo, een moeder is er graag het slechtste aantoe van al haar vriendinnen. Zo is ze weer eens bevestigd in het heldenwerk dat ze elke dag verzet. Ik zaag dus regelmatig over dat slaappatroon van jou, of het gebrek eraan. Over die nachtelijke uitstapjes, het veel te vroeg opstaan en het veel veel veel te laat gaan slapen.
Maar mag ik je nu even bedanken voor gisteren? Ik moest een trein halen om half zeven, ik moest opstaan om half zes. Het was half zes en mijn wekkers hadden niet gerinkeld, gezoemd, gepiept, getuut of wat dan ook*. Ik sliep, jij niet meer. Meneer de wekker, lieve zoon, ik wil je bedanken omdat je gisteren je huilalarm om half zes hebt gezet. Zo kon ik mijn trein halen en waren we weer vertrokken voor een dagje werken.
Ik geef je nu dus een maand krediet, ga een maand niet zagen over je slaapgedrag, daarvoor ben ik nu net even te blij.
(* als je gsm op stil staat en je het schakeltje van je wekker niet op ‘on’ zet: dan hoor je niets als het tijd is om op te staan. Echt niets.)
De kleinsten hier was er, de drie nachten dat vader in een ander land sliep, in geslaagd telkens wakker te worden om 3u en dit ook te blijven tot goed 5u en dan in slaap te sukkelen tot moeders wekker afliep om 6u. ‘k Zie hem doodgraag lachen en ‘k hoor hem doodgraag brabbelen, maar wel niet midden den nacht.
Ik hààt slaaptekort!