Zo drie kinders, dat is toch onverantwoord?

Ik heb een tijdje niets geschreven omdat ik iets wou testen. Er zijn mensen die beweren dat ze niets aan mij persoonlijk meer moeten vragen omdat ze het toch allemaal al kunnen lezen op deze blog. Uiteraard ervan uitgaand dat mijn hele leven te vatten is in een wekelijks stukje. Zo oninteressant ben ik wel. Dus werd er niet meer geschreven, om te testen of die mensen dan wél geïnteresseerd zouden worden in mijn ménage. Wat niet het geval is. Conclusie: mijn stelling bewezen en ik heb mijn punt kunnen maken denk ik 🙂

Bon, het derde kind verdient ook zijn verhaal. Meer zelfs: het verdient zeker zijn verhaal omdat twee grote broers daar een actieve rol in kunnen spelen. Kind1 heeft nooit de zwangerschap van Kind2 beseft wegens veel te jong. Maar nu beseffen zowel Kind1 als Kind2 ten volle wat er aan het gebeuren is. En ik kan dat iedereen aanraden, eigenlijk. Toch tenminste twee die zich geen vragen hebben gesteld over de zin en onzin van zo’n Kind3. De enige vraag die ze zich stelden was hoe dat Kind3 in godsnaam in die buik was terecht gekomen.

Onzinnige vragen horen we hier anders wel genoeg. Een greep uit het aanbod met mijn nogal beleefd geformuleerd antwoord erbij.

– “Da’s nu toch echt omdat ge nog een meiske wilt hé” (in mijn gezicht), of “Da’s nu toch echt omdat ze nog per sé een meiske willen hé” (achter mijn rug). Antwoord: Moest ik een dochter willen, dan adopteerde ik er wel één of zocht ik me een vrouwelijk pleegkind. Een derde kind plannen en hopen op een dochter terwijl je weet dat zowel moeder als vader uit behoorlijk mannelijke families komen is nogal naïef, niet?

– “Dat is nu toch wel een accidentje zeker?” (in mijn gezicht), of “Ben jij zeker dat dat kind gepland is?” (achter mijn rug). Antwoord: mijn drie kinders zijn gepland én gewenst, jawel. En voor de rest: het léf om dat maar te denken.

– “Dat is echt onverstandig, zo nu drie kinders op de wereld zetten” (in mijn gezicht), of “Allez, en die vent gaat er weer voor mogen zorgen, want zij, zij is hele dagen gaan werken” (achter mijn rug). Antwoord: die vent beslist nog wel zelf zeker om de zaadcellen ter beschikking te stellen? En hij is ook slim genoeg om te weten wat daar de consequenties van zijn. En dat hij minder uren klopt dan ik: ik kan dat alleen maar toejuichen, is er tenminste één ouder die veel thuis is voor de kinderen. Er zijn veel koppels die niet het geluk hebben dat te kunnen doen.

– “Dat is toch financieel niet te doen, en zo net met die verbouwingen en al?” (in mijn gezicht), of “’t Moet zijn dat ze genoeg verdienen zeker, maar ik zou het niet willen hoor” (achter mijn rug). Antwoord: Veeg voor uw eigen deur. En voor de rest: wie zich zorgen maakt over onze financiële toestand kan altijd een benefietactie organiseren voor een gezin met ochere-ochot drie kinders! Kom dat nog tegen, drie kinders in één ménage, en dat in het jaar 2012.

– “Allez, we gaan dan maar proficiat zeggen zeker?” (in mijn gezicht) of “‘Als ze hier maar niet teveel met hun drie kinders passeren, ’t is zo al druk genoeg” (achter mijn rug). Antwoord: Wat zei u, ik heb u niet gehoord, te druk bezig met genieten van Kind3. Hoera voor ons!

En dan hier een oproep aan al wie drie kinders heeft: zeg me eens aan wat ik me nog allemaal mag verwachten.

Advertentie

En wat nu?

Bestaat er een vragenlijst om verbouwstress bij koppels te meten? En bestaat er dan een risicoberekening om de kans te bepalen dat ze het niet samen overleven? Mogen wij dan even de uitzondering op de regel zijn?

Er is hier namelijk ontzettend veel verbouwstress geweest, genoeg om de boel te laten ontploffen. Wat niet gebeurd is, meer nog: er is hier niet gesnauwd, gesnakt, gebeten. Er is hier veel gezucht, er is hier veel inwendig ontploft, maar we zijn lief gebleven voor elkaar. Hoe deden we dat? Door een gemeenschappelijke vijand te zoeken en daarop af te geven. Dat schept een band, niet normaal. Wij twee, en als het zielig moest zijn: wij twee met de arme schaapjes van kindjes erbij, tegen de rest van de aannemers. En nu tegen het weer.

Die zonen van ons, die gaan nooit ofte nimmer willen verbouwen: toch allemaal stoute meneren. Behalve die meneer van de elektriciteit en die meneer van het dak en van de ruwbouw. Die zijn flink, die doen hun best. De rest mag aanschuiven in het rijtje gelabeld ‘met strenge hand op te volgen’.

Maar! Zo’n zeven uur voor de plakker zou komen (u leest ‘m al: zou) deden wij een triomfantelijke high-five en trokken we de overwinningsfoto. Alles is klaar, vanaf nu is het aan plakker, sanitairman en vloerder. Meer dan een beetje pleisterwerk afkappen, een plafonnetje steken, wat elektriciteit en een half dakje leggen en wat sleufjes graven konden we niet meer doen precies. En dat maakt dat ik nu weer tijd genoeg heb om iedereen achter zijn vodden te zitten en te starten met een serie aangetekende brieven.  En tijd om haarmaskertjes in overvloed te gebruiken, dat ook. Aftellen? Nee, daar doen we niet (meer) aan mee. Ergens in april dalen we neder, maar laat ons er vooral geen week opplakken, dat doet het vriesweer ook niet.

En nu: slapen, sociaal doen, blogs lezen, wishlist opstellen voor het ‘nieuwe’ huis, half gehypnotiseerd naar de beeldbuis kijken en zonder druk verder werken. Of zijn we weer te optimistisch?

de voorbereidingen

De zonen moeten wat voorbereid worden op de verhuis. Een verhuis waar ze een paar maanden samen met hun ouders gezellig boven mogen leven, in ons ‘thuisappartement’, we houden het graag een beetje stijlvol.

Dat de badkamer eventjes niet meer zo groot zal zijn, maar dat er daarna een badkamer annex danszaal komt. Met deuren voor de kasten. En nieuwe handdoeken. Ik vind: een nieuwe badkamer verdient nieuwe handdoeken.

Dat de keuken eventjes zal bestaan uit twee elektrische kookplaten en er weer echt zal moeten afgewassen worden in teiltjes. Dat ik zelfs overweeg om een tafel te sjorren (inclusief rolluik) om het scoutskampgevoel terug te krijgen.

Dat de ruimte soms zo benepen zal zijn dat ik zal kunnen strijken vanuit mijn bed, met Dr. House op de achtergrond nog wel.

Dat we samen een kampvuur zullen maken in de tuin. Wij mogen dat, ’t is onzen hof.

Dat er toch wel even duchtig gesnoeid zal moeten worden in dat speelgoed van ze. Maar dat ze achteraf een speelzone zullen hebben en drie ontzettend geestige buurjongens.

Dat er veel meneren beneden zullen werken en dat ze met hun mooie zachte handjes maar beter van al dat materiaal af blijven. Dat ze maar beter zorgen dat hun laarzen klaarstaan als ze even willen beneden lopen.

Dat we, als het boven echt niet meer te harden is, gewoon de tent in de tuin zetten en daar gaan slapen. En dan wel afwachten welk beest ons eerst wakker maakt.

Dat ze te voet naar school kunnen. En elke morgen de schapen, koeien en paardjes kunnen groeten. En van alle voorbereidende uitleg is dat eigenlijk het enige wat ze momenteel horen. Ze verlangen zich zot, die twee kleine jongens. En wij eigenlijk ook, nog 54 dagen en wij wonen als paria’s in ons nieuw kot. Avontuur!

over mijn goede vriend James

James is en blijft een goede vriend. Omdat James mij zo af en toe een cadeautje durft te geven. Een huishoudelijk cadeautje dan nog. Ik weet nog goed welk trauma ik overhield toen ik op mijn 16de mijn eerste stukje ‘uitzet’ kreeg: een peper- en zoutvat. Was dat het nu? Zou ik dat nu elke verjaardag, elk nieuwjaar, elke kerstmis, elke speciale gelegenheid krijgen? “Dingen waarvan ge later nog dankbaar gaat zijn dat ge ze hebt gekregen!”, spraken wijze mensen toen. Had iemand me toen een stofzuiger gegeven, ik gaf hem in verpakte doos terug.

Maar nu, veel ouder en beetje wijzer intussen, was ik oprecht content, wat zeg ik, euforisch toen de uitvinding van de eeuw voor mijn deur stond. Een snoerloze stofzuiger van James. Ofte: een Dyson.

Voordelen op een rijtje?

  • snoerloos dus. Geen snoer, niet halverwege de woonkamer moeten stoppen, stang neergooien, zuchtend van het ene naar het andere stopcontact lopen. Snoerloos is zo in, beste mensen.
  • ideaal om uw zonen te leren stofzuigen: licht, compact, makkelijk te bedienen. Mijn schoondochters zullen me dankbaar zijn.
  • ideaal voor de kleine vuiltjes, al zou ik evengoed stoffer en blik kunnen uithalen om wat kruimels rond de tafel op te vegen. Ik hou mezelf voor dat die dingen opzuigen toch ietwat hygiënischer is.
  • ideaal voor boven: geen gezeul meer met de vaste stofzuiger. Die blijft beneden.
  • perfect voor trappen en om de auto mee te stofzuigen. En ook plafonds en muren. Gezwind zwier ik mijn mini-Dyson de lucht in. Nu nog de juiste muziek vinden en ik kan me helemaal wagen aan enkele Dyson moves.

Wederom: bedankt James. Namens alle vrouwen die huishoudelijke klussen best wat aangenamer willen zien. Of zoals Lien zegt: waarom is daar nooit iemand eerder op gekomen?

Noteer!

Gelieve te noteren.

28 maart 2011: de dag dat de nmbs in mijn achting steeg. Een punt bijkreeg, in de bovenste lade mocht gaan zitten van een kast die meer naar onder kan omgebouwd worden dan naar boven.

Hoezo?

Je toont je railpass aan de kaartjesknipper en die begint vreemd te kijken. Eerst naar de railpass, dan naar jou, dan terug naar het papiertje, dan terug naar een meisje dat intussen schaapachtig zit te lachen en zich afvraagt of ze zich nu weer van dag heeft vergist.

En nu komt het!

Meneer (ja, hij is gestegen in mijn achting) de kaartjesknipper zegt: “Maar jij hebt toch helemaal geen railpass nodig, juffrouw? Da’s voor mensen ouder dan 26!”

Kom hier, meneer van de nmbs, dat ik u knuffel!

Ik ben al drie drie drie!

We gaan hem niet meer kunnen wijsmaken dat hij nog een baby is. Het leven begint bij drie, de betweterigheid ook, zoveel is duidelijk.

De dag voor zijn verjaardag was het nog dat mama en papa stout waren en dat ze niet naar zijn feest zouden mogen komen. Waarop moeder begon te mompelen dat ze hem heel graag een kartonnen taart zou voorschotelen. De dag van zijn verjaardag was hij de man. Hij wist het, en hij gedroeg er zich naar. Als liep de nulmeridiaan door eender welk deel van zijn lijf, als was er niemand ter wereld die nu niet aan het meevieren was. Tenslotte was hij nu wel degelijk baby af, zo had hij zelf plechtig meegedeeld. En wij mochten vereerd zijn dat hij dat met ons wilde vieren, daar bestond ook geen twijfel over.

Enfin, er waren slingers, caloriebommetjes, liedjes, veel volk met veel te veel geschenken. Er waren neefjes, een broer en een vriendje I., er was een gekke nonkel olifant, er was een fiets, er was een kroon die hij als zweetband gebruikte, er was een glunderende Fries. Net zoals er drie jaar geleden een glunderende en opgeluchte moeder was. Glunderend dat die tweede er was, opgelucht dat Chucky eindelijk een gezicht kreeg (iets met één zwangerschap te veel, was dat).

Hier is hij, de zo totaal niet meer baby Fries!

Secret Santa (3): wat ik mocht krijgen

Toegegeven, ik liep de laatste dagen een beetje nerveus rond. De brievenbus werd grondig uitgespit op zoek naar niet-thuis-kom-er-dan-maar-zelf-om-briefjes, en vandaag kon ik eindelijk terug beginnen ademen.

Mijn pakje was gearriveerd, had een hele dag in die koude bus moeten zitten, dus werd het met heel veel liefde binnen gehaald.

Wat ik op het eerste zicht zag vond ik al schoon, bèreschoon (zoals we dat hier zeggen), prachtig eigenlijk, ferm origineel, geestig, … een dubbele score voor deze creatieve mevrouw!

En toen dacht ik dat het nog uit de winkel kwam. Maar nee! Iemand heeft de moeite gedaan om voor mijn zonen een hemdje te stikken en wat voor één. De oudste zoon vond het “bèrecool” en “sjiek” en wou het hemd morgen al aandoen om naar school te gaan.

En moeder kreeg een heel mooi handgeschreven kaartje (score 2), een multifunctioneel tasje (veel te mooi om geld in te stoppen, juweeltjes des te meer, score 3) en chocolade (score 4 tot en met 100).

Beste Katrien, met autootjes scoor je niet alleen bij jongens, maar ook zwaar bij mama’s van jongens. Lieve Secret Santa: bedankt!

Tess: hopelijk bezwijk je nog niet onder alle lofbetuigingen, maar ook van hieruit: proficiat met dit initiatief!

Briek!

Achterkleinkind nummer 18, kleinkind nummer 4, kleinzoon nummer 4, zoon nummer 2. Metekind nummer 1.

Meet Briek, volbloed knapperd en charmeur, oeverloos schattig en lief, oneindig graag gezien. Nu al.

En zo werd de grote familie langs grootmoeders kant weer wat uitgebreid met dit achttiende achterkleinkind. Nummer 19 en 20 zijn in productie, en er zullen nog wel vijf exemplaren ergens in voorbereiding zitten de komende jaren. Grote families zorgen met speciale feesten voor een regelrechte modeshow van de nieuwste baby-outfits (“oh maar zo’n schoon pulleke, waar heb je dat vandaan?), een demonstratie van peutervaardigheden(“die van ons kruipt, trekt, sleept, huppelt, springt met de poep”), een oplijsting van kleuterbelevenissen in school (“wedden dat de mijne het meest heeft geweend op de eerste schooldag?”), een allegaartje van kinder- en tienerbesognes (“welke features heeft jouw gsm?”), en een bende ouders (en tevens kind en kleinkind) en grootouders die het allemaal bekijken en hopen dat die achterkleinkinderen even fijne momenten mogen beleven als de kleinkinderen en kinderen gehad hebben.

En, helemaal bovenaan, onze pater familias, ‘oes peter’. Hij die 500 euro belooft aan het eerstvolgende kleinkind en dan vlug zijn staart intrekt als hij ziet dat er nog veel te veel zullen volgen, hij die om de dag een feest zou organiseren: één dag feest, de andere dag om te recupereren. Hij die de vrouwenbuiken inspecteert om te zien of er nog een achterkleinkind op komst is, hij die maar goed beseft dat het nog lang niet gedaan is met enveloppes vullen 🙂

Om maar te zeggen: Lieve Briek, welkom! Overal!

Bedankt voor mijn verjaardag!

“En nu vallen de blaadjes van de bomen, is het herfst, daarna komt Hellowien en de pompoen, daarna Sint en Piet, dan de kerstboom met veel ballen, dan de kerstman, en dan, dan gaat het sneeuwen.”

En toen zat hij vast en moest de agenda van 2011 geopend worden en vulde moeder aan:

“Dan is Friesje jarig (de twee zonen: “Whoeha, cool! Mama, sjieeeek!”), verjaren er enkele opa’s, groeien de blaadjes weer aan de bomen, komt de paashaas, verjaren mama en papa (de twee zonen: “Jaaa, hihiii, waauw!”), kunnen we weer buiten met water spelen (de twee zonen: “Mo how, sjieeeek! Haai faaif – low faaif”), en dan, dan is het grote vakantie!”

Stop. Vragende ogen kijken je dan aan. Zo van: is dit nu het einde van alles?

Nee, want: “Wie is er jarig in de grote vakantie?” aldus moeder.

Stilte aan de andere kant van de tafel.

Tweede poging: “Wie mag er in de grote vakantie vijf kaarsjes uitblazen?”

Terwijl Fries de grens van complete waanzin bereikt bij de associatie verjaardag-taart, strekt Benne alle vingers van zijn hand (één volledige hand oud, zeg), trekt zijn ogen wijd open zodat alle aanwezige glinsteringen zichtbaar worden en geeft moeder vervolgens een knuffel met de woorden: “Oh, lieve mama…, danku voor mijn verjaardag!”

Wederom graag gedaan, mijn zoon 🙂

Vier jaar: tweede aflevering.

Omdat de kleine I. ook een verjaardagsfeestje mocht hebben.

En omdat wij hier blijkbaar een fantastische tante in huis hebben die de kindjes kwam verrassen met potjes, sponsjes en penselen. Kindergrime: ik hoef het niet meer te leren, de tante kan het al! En alle koters hier aanwezig mochten proefkonijn zijn.

En natuurlijk kon één grotere koter (ofte nonkel) het ook niet laten om zich eens onder handen te laten nemen.

Wij hadden op het eind: twee keer spiderman, een leeuw/tijger, een volwassen vlinder en een jarige prinses. En ook: een huis met op alles wat vast en los staat vlekken. Oranje, gele, roze, bruine vlekken van kinderhandjes die het niet kunnen laten de beweging hoofd/wang – kast/deur/muur/zetel te maken. Een huis dat volledig overhoop ligt, en vreemd genoeg: ik kan dat dus perfect verdragen. Van kinderen wel ja, de bedgenoot zou het niet moeten proberen.