Miss J. en de mannen

Tijd om eens een update te geven hoe het zit met de mannen in m’n leven #roddelgeroddel. Een lijst van mannen die een onuitwisbaar positieve indruk hebben gemaakt de laatste drie jaar:

Zowat leeg dus (al overdrijf ik nu wel wat). Laten we het dan maar hebben over de mannen die daarvoor al met stip in mijn favorietenlijstje stonden en staan. Om vele redenen, ziehier*:

  • de leraren Latijn: de datief, de accusatief; het gidsen door de Aeneis; de manier waarop ze hele verzen ter aarde konden vleien, met de hand op tafel tikkend om het metrum te benadrukken; de sappige verhalen uit het oude Rome/Temptation Island alsof ze VIP-toeschouwers waren in de arena/aan het kampvuur. No words. Voor altijd in m’n hart.
  • de leraren toneel/voordracht: omdat ze me eerst afwezen, vervolgens in de armen sloten, me heelder regels lieten declameren met zo’n intensiteit dat ik me wel moest afvragen wie van mijn personages ik op en naast het podium was en wou zijn.
  • de scoutsleider: kunnen sjorren, vuur maken, liedjes zingen, knopen leggen, constructies tekenen en ze ook in elkaar zetten, het varken uithangen gecombineerd met een grote verantwoordelijkheidszin, … Dit alles gecombineerd met het dragen van een korte broek en het kennen van morse: yup.
  • de student-bioloog: de eerste die me zo lief vertelde dat hij  een oogje op me had. En ik had het wel zwaar zitten voor biologie toen. Maar niet voor de bioloog. De nagelaten indruk zit hem in de getoonde breekbaarheid.
  • de prof. anatomie en fysiologie: omdat hij zo gepassioneerd lesgaf over iets waar ik al een voorliefde voor had en nog altijd heb. En omdat ik hem door had: de belangrijkste info vertelde hij bij de overgang tussen dia’s. Easy peasy, dat vak.
  • de eerste deftige baas: de baas die me gedurende 11 jaar heeft gesoigneerd, opgevangen, me de basics en advanced lessons van diplomatie heeft geleerd. De baas die me alle ruimte gaf om te kunnen groeien en exploreren. De baas die zelf ook bleef groeien. Hij doet dat goed nu, het loont om mijn baas te zijn 🙂
  • de vader: de man die me liet tsjoolen op scoutskamp tussen de jongens, ook al was ik dan blijkbaar een meisje; de man die in me bleef geloven om verder te studeren; de man die naar me luisterde toen dat het meest nodig was en zei dat hij alles begreep.
  • de jongste broer: omdat hij, ondanks al het geplaag van een oudere zus, zijn leven toch wel het meest op orde heeft op dit moment. En dat hij dat, op zijn eigen manier, goed doet en zich van de rest niets aantrekt.
  • de male besties: omdat elk meisje een beste vriend nodig heeft. Omdat ik daar alles aan mag vertellen. Omdat ze altijd reageren. En ze doen dat elke keer meer juist.
  • de saxofonist: de jongen die beter saxofoon kon spelen dan dit meisje. Omdat hij veel betere stukken speelde en daarbij nog eens schoon was om naar te kijken. En dat zijn ogen twinkelden tijdens het spelen. Die van mij ook.
  • de blonde eerstgeborene: omdat hij me confronteert met hoe ik was als kind, maar hij gaat dat veel beter doen.
  • de bruinharige smartass: omdat hij me confronteert met hoe ik wou zijn als kind maar hij gaat dat veel beter doen.
  • de kleinste bollie: omdat hij me zo confronteert met alles wat is geweest. Maar hoe wij samen zijn gegroeid: dan weet ik dat er ons nog grootse zaligheden te wachten staan.

Wat ze gemeenschappelijk hebben? Ze kunnen iets wat ik ook graag wil kunnen of wou kunnen. Ze dagen me uit of hebben me op verschillende manieren uitgedaagd van mezelf een rijker, wijzer of schoner mens te worden.

Waarom staan er geen vrouwen in dat lijstje, zegt u? Omdat (1) het lijstje dan nog wel wat langer zou worden en (2) de titel dan niet zo catchy zou klinken en u vast en zeker dit stuk niet had gelezen :p

IMG_3338

* dit betreft uiteraard een finest selection, begin nu niet te bleiten, dank u!

Advertentie

Oogcontact. Met een arts. Of drie.

IMG_0854

Week 1 van 7. Toen ik moest rusten. Rusten!

Wat voorafging. In februari 2016 ging ik langs bij een oogarts in Kortrijk omdat het een ‘beetje piekte aan mijn ogen’ Of hij niet eens wilde kijken wat er scheelde. Vijf consultaties volgden, twee ontstekingen zo zwaar dat het wit rond mijn ogen rood was en het bleef zo wel een beetje pieken. En ik wou intussen niet zien dat ik eigenlijk minder kon zien en kon niet meer zien wat ik wel nog wou zien. Nog mee?

Dag op dag een jaar geleden kreeg ik van een oogarts in Oudenaarde te horen dat ik met onmiddellijke ingang niet meer met de auto mocht rijden. Het zicht van ondergetekende was beneden de wettelijk vereiste norm (dat bestaat dus, ja) en er werd een attest slash verbod uitgeschreven.

Bovenop het rijverbod kwam een schermverbod. Voor één week. En dat ik dan maar eens moest terugkomen.

Dat heeft uiteindelijk zeven weken geduurd. Zeven weken thuis zitten, nergens naar toe kunnen (behalve de wekelijkse ritjes naar de oogarts), van iedereen afhankelijk zijn om jezelf en je kinders ergens naar toe te brengen (in de vakantie!!), als een oud omaatje naar de winkel stappen, nog net geen zak-op-wieltjes achter je aan sleurend.

Zeven weken voor me uit staren. Om niets te zien. Zeven weken gaan wandelen en niet durven opkijken omdat ik mensen toch niet zou herkennen. Zeven weken geen oogcontact durven maken omdat ik niet zeker wist of het een man of vrouw zou zijn waarnaar ik zat te knipogen. Zeven weken, waarvan één week trunten en zagen over wat ik in godsnaam moest doen. Zeven weken, waarvan zes weken boeken lezen met grote letters, schrijven, wandelen, muziek beluisteren. En trunten en zagen, dat ook nog.

Het lijf had gesproken. “Gij wilt niet rusten? Gij zult rusten! Desnoods maak ik u halfblind!” En zo geschiedde.

En het lijf had meteen ook besloten dat het niet eenvoudig te verhelpen zou zijn. Er volgden druppels, pillen, zalfjes, pluggen, opties voor serumbehandeling, etc. Een half maandloon mét vakantiegeld heb ik daaraan verspeeld (eerlijkheidshalve: hierin zitten ook de vele flessen wijn en hapjes die ik serveerde aan mensen die de halve blinde kwamen entertainen). Er volgden tranen, van miserie. Maar ook: omdat het deugd deed. Enkel bij waterige ogen zag ik de wereld wat meer helder. Toen ik wettelijk terug genoeg zag om auto te mogen rijden (en die lat ligt echt laag, mensen!) huilde ik opzettelijk om beter te kunnen zien. My inner dramaqueen kwam in die periode tot volle wasdom (om intussen alweer plaats gemaakt te hebben voor de queen of eyerolls, no worries).

Toen in september de oogarts meldde dat ze “ten einde raad was met mijn geval” en me zou doorverwijzen, zocht ik zelf maar een second (en dus eigenlijk al third) opinion. Enter andere oogarts uit Kortrijk. Die wist een fancy en veel-te-dure behandeling te vermijden door zijn gezond verstand te gebruiken en eens naar het lijf rond de ogen te kijken. En het probleem verdween. En de medicatie stopte. En het probleem kwam terug. En de medicatie werd herstart. En het probleem stopte. Waarop de medicatie werd afgebouwd. En gestopt. En het probleem kwam nog eens loeren. Van september 2016 tot mei 2017 speelden lijf en oogarts een tennismatch op hoog niveau. Met voorlopig een lichte voorsprong voor de oogarts. Komende september, 1 jaar en 7 maanden na mijn eerste aanmelding bij oogarts 1, na ettelijke uren intiem oogcontact (“kijk eens naar boven”; “naar onder”; “ogen open”; “niet schrikken, het zal een beetje prikken”; “zucht”; “ZUCHT”) krijg ik hopelijk te horen dat het probleem echt weg is.

Tot die tijd en ver daarna draag ik een bril. En koester ik wat ik zie. Vooral nu de zomer eraan komt. Een zomer waarin ik dingen meer helder zie in vergelijking met vorig jaar. Op veel vlakken. Dankjewel lief lijf. Maar lap me dit geen tweede keer meer, trut.

Eerder had ik dit bericht al geschreven, stond nog bij concepten. Die ogen liggen me duidelijk nog zwaar op de maag.

IMG_0799

Week 3 van 7. Uiteindelijk zot veel genoten van de extra tijd die ik zo kreeg. Iets wat ook wel eens tijd werd. Zie ne keer hoe klein die oogskes zijn zeg.

 

Opvoedingsplan – hoofdstuk emancipatie

“Maar mannen zijn toch zwakker dan vrouwen!”

Vergezeld van gepaste pathos sprak Kind2 deze woorden uit, veel te serieus. Hij meende het, zo bleek uit het verdere gesprek.

  • Kind2: “Vrouwen zijn sterk, die doen gewoon alles.”
  • Moeder: “Maar mannen en vrouwen zijn toch even sterk hoor, ze kunnen allebei dingen goed.”
  • Kind1: “Wat jij hier allemaal doet en wat je kan, ik weet niet of een man dat kan hoor.”*
  • Kind2: “Ik wil later zeker samenwonen met een vrouw.”
  • Kind3: “Jij bent lief, mama.”

Ja, het is een compliment. De euforie overheerste de eerste minuten. Ik gaf mezelf een ton denkbeeldige schouderklopjes, high-fives én kushandjes omwille van zoveel powerwijverigheid. Mijn zonen, die waren geëmancipeerd jong, nu al! Die zouden niet bang zijn van sterke vrouwen, etc. etc. *blaast het stof van haar standbeeld*

En daarna begon ik te denken. Dat iets niet klopt in hun redenering. Dat ze de powervrouwengedachte niet als waarheid mogen aannemen. Net zomin als de idee dat mannen het sterk(st)e geslacht (moeten) zijn. Dat ‘niet sterk’ niet impliceert dat er zwakte is. Dat geslacht daar eigenlijk niet toe doet.

Ik kan ze het niet kwalijk nemen, mijn drie jongens. Ze zien hier dan ook wel wat powerwijverij. De ene dag al wat meer dan de ander, in verschillende gradaties van succes.

Zoals op de dag voorafgaand aan het bovenstaande gesprek: ze zien een moeder die op bevel van de burgemeester (politiereglement nummer tig paragraaf whatever) haar haag moet scheren, niet binnen afzienbare tijd maar wel onmiddellijk en eigenlijk gisteren. Niet omdat ze dat de vorige jaren heeft verwaarloosd, wel omdat ze blijkbaar meer grond, en dus haag, heeft dan gedacht. Een snelle, maar grondige, check op het plan gaf de burgemeester gelijk (“Rijker dan je denkt: de tegen-wil-en-dank-editie”) waarop moeder een uur lang stond te foeteren, vervolgens in gang schoot, een ander powerwijf-en-moeder-met-haagschaar** belde en zodus op een zonnige zaterdag het kampioenschap task switching organiseerde.

Vijf jongens zagen twee moeders met verlengkabels sleuren, takken afscheren, zakken vullen, een ladder en stelling op en af springen. Ze zagen dat hun moeders er zelfs plezier in hadden, genietend van de aandacht die ze kregen van elke passant, duimen opstekend bij elke duim omhoog die ze zelf kregen. Ze zagen die moeders een pauze nemen die ze invulden met het op tafel toveren van een maaltijd die meer voedzaam was dan de gemiddelde fastfood die op dergelijke werkmansdagen wordt voorgeschoteld, en passant een bezoek aan het stort brengen om zich dan vol overgave terug op haag en takken te gooien.

Ze zagen een moeder die de volle acht uur was bezig geweest met een haag proper te zetten, afgewisseld met het scheidsrechteren bij ruzies en het troosten van Kind3, om daarna vlotjes de rol op te nemen van cuddle-me-mummy, voederend, badjes gevend, voetjes verzorgend, etc.

En geen seconde had ze durven zagen of klagen, die moeder.

En dat was fout. Grondig fout. Want dat schept foute verwachtingen. Naar vrouwen, naar toekomstige partners, naar zichzelf.

En dus besloot ik om dezelfde avond nog het powerwijf imago te doorbreken. Althans naar mijn zonen toe (je moet niet alles ineens willen 😊) en enkel over het fysieke (je moet niet alles ineens vertellen). Ik besloot te zeggen dat er toch wel die rugpijn was, die stramme armen, … mijn uitzonderlijke fysieke prestaties van die dag gestaafd door FitBit-data. … Ze reageerden door me te laten uitslapen, door koffie te zetten, door toch het volle anderhalf uur elke medewerking te verlenen die ik vroeg op zondagmorgen.

Om dan ’s avonds opnieuw te vertellen dat “wij mannen, allez, jongens hé, wij mogen blij zijn dat er vrouwen en meisjes zijn hoor”. Ik vroeg hen waarom. “Omdat je daar toch echt veel plezier mee kan maken, soms meer dan met jongens alleen.”

Een kleine kentering. Hadden ze iets geantwoord in de trant van “omdat die vrouwen zoveel doen”, dan was het terug naar af. Maar mijn missie is verre van volbracht. En ik neem me nu voor om, als ze wat ouder zijn, eens te gaan huilen, al dan niet geïnitieerd door hormonale opstoten. Dat ze leren dat powerwijven dat soms tegen wil en dank zijn, met soms stank voor dank zijn, ondanks zijn, dankzij zijn.

Dus als u me ooit in het gezelschap van minstens één van mijn kleine mannen ziet huilen: het maakt deel uit van mijn opvoedingsplan, het plan om hen te leren dat mannen en vrouwen, papa’s en mama’s powermensen kunnen zijn maar dat zoiets nooit als norm beschouwd kan worden.

Als powerwijverij hun norm zou worden dan vrees ik (1) dat die nooit van straat raken, (2) dat ze zich zullen gedragen als verwende, hulpeloze jongetjes, waardoor ook punt (1) een nog grotere waarschijnlijkheid heeft om een feit te worden en (3) dat ik over 20 jaar hun haag sta te scheren.

*Ik was eerder bezig met een post over enkele ‘Oh, was er maar een man’-situaties en hoe elke situatie uiteindelijk toch goed uitdraait tot zelfs een ‘Moh, dat kan ik best alleen’. Het lijkt me beter om die instelling nu even te laten rusten. Wat niet wil zeggen dat die situaties niet verder gedocumenteerd zullen worden 😊.

**Topwijf E., waaraan ik heb beloofd om in juni haar groen te helpen scheren. Want wij zijn een topteam, zo. 

IMG_3020Een haag kussen als ik blij ben, ik kan dat. 

20 (!) dingen waar ik goed in ben

  1. Moppen verpesten door op het pointe-moment de pointe te vergeten. Zelfs de zonen worden er gek van.
  2. Bananen decoreren, met of zonder thema. Zonen vragen, moeder tekent, zonen eten fruit, moeder blij.
  3. Situaties ontzenuwen door mezelf als een clown te gaan gedragen. Dat heb je dan met die introverte extraverten (of extraverte introverten). Die voelen spanningen aan en die willen dan mensen doen lachen door zichzelf het mikpunt van spot te maken.
  4. Mensen afschrikken. Grote mond en zo. Bakstenen omgeven door tralies omgeven door beton omgeven door overwoekerd onkruid. Kan op één moment verdwijnen als ik me op mijn gemak voel. Is ondoordringbaar in andere situaties ook al lijkt het van niet. Dat afschrikken heeft me al veel smalltalk met losers bespaard. Dus vooralsnog meer voordeel dan nadeel.
  5. Voetballen. Als mijn zonen het zelf zeggen dan zal het wel kloppen. Vooral mijn schot richting ingebeelde winkelhaak mag er blijkbaar zijn.
  6. Knutselen – bakken – kneden – in aarde wroeten. Als ik maar met m’n handen kan bezig zijn. Pottenbakken op de wijze van Ghost was nog iets voor mij geweest.
  7. Filosoferen. En ik kan dat in volledig nuchtere toestand. Over dat er een beperkt aantal prototypes van mensen bestaan waarop alle variaties kunnen teruggebracht worden. Omdat ik ooit eens in het buitenland iemand heb gezien die sprekend op een vriendin leek. En daar dus andere mensen dan mee lastig val.
  8. Mijn kerstboom decoreren. Ik heb dat jaren niet (graag) gedaan. En nu doe ik dat. In ’t wit. Met pluimen en boa’s en al. Eén hoek in het huis er los over. That’s it. De rest van mijn huis blijft vrij van ballen en bellen.
  9. Boeken kaften – ik doe dat graag en gruwelijk efficiënt.
  10. Bedden opmaken – ik doe dat elke morgen maar slaag er vooralsnog niet in om dat mijn zonen aan te leren. Waardoor ik het nog met plezier voor hen doe ook. Bij een opgemaakt bed ’s avonds heb ik altijd het gevoel dat de slaapkamer Fébrèze-ish is. En daar ben ik dan instant vrolijk van, zo net voor het slapengaan.
  11. Verjaardagsfeestjes geven. Liefst voor iets te veel kinderen. Zo’n 10 stuks in uw huis, dat doet iets met een mens zijn gehoor en wallen. Om niet te spreken van je huis. Maar ik doe dat graag.
  12. Aperitieven. Doen én voorbereiden. Als ik verantwoordelijk ben voor de aperitief dan moet er niet veel meer gehoofdgerecht worden. Ik heb vakantiedagen gehad waar ik als ontbijt, middagmaal, vieruurtje en avondmaal in good company heb zitten aperitieven.
  13. Geheimen bewaren. Punt. Hieraan gelinkt: me naïever voordoen dan ik ben ook al heb ik bepaalde zaken relatief snel door. Voor de wereldvrede en zo.
  14. Niet naar tv kijken. Als de tv op vrijdag om 18u op Ketnet stond en de zonen vertrekken dan is de kans groot dat, als ze terugkomen, de tv op Ketnet aanfloept. Ik vergeet dat gewoon, tv kijken. En het is bovendien ook beter voor mijn gezondheid, want als ik tv kijk dan begin ik ofwel op mijn nagels te bijten, ofwel jaag ik er tussen twee reclameblokken een zak chips door. Gevolgd door een appel. Balance, that is.
  15. Gaatjes boren, banden vervangen, meubels in elkaar zetten. Ik zou dat kunnen vragen aan andere mensen maar ik doe dat eigenlijk liever zelf. Alpha female stuff. Is soms ook de oorzaak van punt 4.
  16. Tegen paaltjes rijden en parkeerboetes verzamelen. En ik lig daar dus geen seconde wakker van.
  17. Verdrietjes troosten door er instant een voordeel van te maken. Is zoon2 te laat aangekomen op de scholenveldloop en ontroostbaar? Bel naar uw moeder die zegt dat je naam toch wel is omgeroepen voor iedereen daar aanwezig. Hoeveel kunnen er dat zeggen? En hoeveel mensen hebben nu toch ook weer gehoord wat voor een coole naam hij heeft? Zo’n dingen dus.
  18. Boos kijken. Dat is mijn bitchy resting face. Ik ben zelden boos aangezien dat een emotie is waar ik liever geen energie aan verspil. Maar ik zie er dus wel permanent boos uit. En verdrietig in de ochtend, maar dat is dan omdat mijn gezicht altijd later wakker wordt dan mijn geest.
  19. Sorteren. De handdoeken op kleur, kleerkasten, speelgoed, mijn koelkast. Ik kan instant gelukkig worden bij de aanblik van een schoon gesorteerde doos vol vers geslepen kleurpotloden. Ik kan daarvan genieten, maar opnieuw: mijn slaap zal ik er niet voor laten. Hieraan gelinkt: lijstjes maken. Ik ben een paper addict. Lijstjes, schriftjes, pennen, …  me loves!
  20. Op m’n eentje naar tentoonstellingen gaan. En daar dan verloren lopen in al het moois dat te zien is. Of ergens alleen gaan ontbijten, met een goed boek erbij. Of het vlammenspel voorspellen bij een kampvuur. Dat lukt me steeds beter. Vraag me dan niet om met mensen te praten, dat is er te veel aan. Te druk bezig met staren, genieten, rond badderen in m’n hoofd.

En jullie? Waar zijn jullie zoal goed in? En hopelijk doen jullie er minder lang over dan ikzelf 😉 #inspiratie.

In wijzerzin, links: moddermoeder met kind op hoofd, niet zo stilleven – doe eens extra onnozel als er één kind boos is – u vraagt, moeder tekent – banana..

In wijzerzin, rechts: Patti op Watou 2016, zwaar genieten – gelukkig staat mijn poes er wel goed op – vurige marshmallowkinderen – breakfast in Boedapest.

 

Gezocht: voltijds moederschap

f8a94ec9-05d4-41e0-ad0e-704d58253333“Hoe wenst u de betrekking in te vullen? Halftijds, voltijds, 9/14, 5/7?” – is iets wat nog geen enkele vrouw te horen kreeg bij het krijgen van een kind. Moederen doe je voltijds, sticking to the plan, punt.

Een halftijdse ‘job’ als mama: ik blijf het daar bijzonder moeilijk mee hebben.

Er zijn de pompen-of-verzuipendagen met drie koters. Ook genoemd: de dagen van compleet contentement bij het moederdier.

  • de dagen dat ik zowaar eens zou verlangen naar een extra paar handen om het werk gedaan te krijgen;
  • de avonden waarop ik om half tien mijn bed in strompel, de me-time gereduceerd tot sleep time, niet goed wetend waarom ik eigenlijk moe ben en al lang tevreden dat mijn huis er proper bij ligt;
  • de ochtenden met strak schema waar ik intens kan genieten van het ontbijt als rustpunt in de drukte;
  • het hoofd schudden als twee grote zonen quasi nonchalant richting speelplaats slenteren, duidelijk hebben laten weten geen zoen meer te willen, maar wel nog altijd eens achterom kijken met een blik die zegt: “Gooi anders maar een zoen, mama, zie je me nog?”;
  • het trots gevoel als de jongste de prachtigste volzinnen richting oren en hart zwiert;
  • de triomfantelijke blik richting kassierster als ik er weer eens in geslaagd ben een volle kar door de winkel te manoeuvreren, met links en rechts iets van 30kg eraan bengelend en in de kar een druiven en chips verpletterend klein monstertje. Maar wel met manieren, mevrouw;
  • de momenten waar ik de kroost zie voetballen, zetelhangen, spelletjes spelen, chillaxen, tekenen, dansen, ruzie maken en denk: ’t zijn echt de mijne. En wij doen dat goed, wij.

Er is de bijtankdag. De halve dag na 1 van de 26 afscheidsavonden op een jaar. Een ochtend waarop ik met lijf en leden geniet van de rust, de ochtendkrant, de koppen koffie en de orde in mijn huis. Een halve dag. Dan ben ik ermee klaar. En begint het gelummel, zo af en toe.

Er zijn de opvuldagen. Dagen 0.5 tot 7.

  • de momenten waarop ik een t-shirt niet meer hoef te strijken omdat ik er al te lang met mijn hand heb over geaaid, snuffelend naar jongensgeuren die nog moeten komen;
  • er zijn de stapeltjes kleren, klaar om in een kleerkast te stoppen in een kamer zonder geluiden, zonder beweging, zonder knuffels. Het bed veel te netjes opgemaakt, het huis als een toonzaal;
  • er is het hier en daar terugvinden van een puzzelstuk, een dopje van een stift, een verloren krijtje, een tekening, een vergeten snoepje, steentjes, stokjes, overschotjes in de koelkast;
  • die ene avond waar een maaltijd in viervoud wordt klaargemaakt, ofwel uit gewoonte, ofwel om niet meer te moeten koken op de andere dagen;
  • een vaatwas die een hele week niet draait, een badkamer die blijkbaar ook vuil kan worden als ik de enige gebruiker ben ook al zeg ik tegen mijn kinderen van niet, een keukentafel en aanrecht die stof vangen;
  • de avonden waar ik, al dan niet met goesting, wegga, want zo hoort dat en een mens moet toch nieuwe mensen leren kennen;
  • de nachten waarin ik veel te laat thuis komt en stil de trap op strompel om toch niemand, letterlijk niemand, wakker te maken;
  • het opvolgen van adviezen van zij die het wel, niet of beweren te weten: “Ga uit!”, “Doe dingen die je graag doet!”, “Doe maar eens zot!”, “Gedraag je eens als een 20-jarige labiele bakvis!*”;
  • het jaloers gevoel als je andere moeders/vaders met hun kroost of kind ziet, goed wetende dat zij over enkele dagen op hun beurt naar lege stoelen moeten staren terwijl jij geniet van in het rond vliegende broodkruimels;
  • de dagen met gestolen momenten door dokters- en kappersbezoeken in te plannen, de bezoekjes omdat ze toch dringend iets compleet overbodigs nodig hebben, de boeken die nog binnengebracht worden om te kaften, de momenten dat je beseft dat je al een uur zit te glimlachen, omdat je door hun foto’s aan het bladeren bent, de telefoontjes waar je ofwel naar hun verhalen luistert en blij vragen stelt, ofwel gewoon luistert in de hoop dat zij jou geen vragen stellen omdat ze anders de tranen als knikkers over een houten vloer zouden horen rollen.

Er is de terugkomdag. Dat gewriemel in het moederlijf. Dat verwachtingsvol naar huis rijden. De poort openzetten of spurten naar de voordeur als de bel gaat. De kroost als bezoekers van hun thuis. Sinterklaas, de kerstman, je verjaardag, de paashaas, de schoolreis, je lentefeest/communie, … het voelt als het tienvoudige (maal drie) van al die dagen samen. Plannen maken voor ‘jouw week’, ‘onze week’, ‘hun week’. Altijd is het wel hun week. Zolang zij maar voltijds kind kunnen blijven.

*niemand heeft me ooit deze raad gegeven, het zou anders veel kunnen verklaren.

Uit de kast ermee!**

Goh, gij zijt toch een sterke hé, zoveel dingen doen, en al die ballen in de lucht. En nu nog zwanger van een derde… topwijf gij!” (in het gezicht, x10)

Wacht maar, die gaat echt nog serieus haar klop krijgen. Dat kan niet anders. Vroeg of laat komt dat er van.” (achter de rug, x20)

Ja, ze heeft haar klop gekregen. Meerdere klopjes, het eerste zo’n vier jaar geleden, het laatste zo’n twee jaar geleden. Jaren 1 tot en met 3 heb ik daarover gezwegen. Jaar 4 heb ik daarover gepraat, kunnen praten, durven praten. En dus is hier nu the blogue, v2.0. 

Hoe dat zo ging.

Een derde kind in de buik en een lijf dat bij de derde keer toch iets wist van tegensputteren. Vreemd. Maar ze ging door. Signalen van uw lichaam zijn er vooral om niet naar te luisteren. “Wilskracht boven fysieke kracht!” was de kreet. Alsof ze een opvoeding in een 19de-eeuwse kostschool had gekregen. Er moest immers verbouwd worden, voor twee kleine jongens gezorgd worden, er was een relatie te redden, een carrière uit te bouwen waarbij het glazen plafond zou vermorzeld worden met een lichte kopstoot. En vooral: er moest wat schijn opgehouden worden. Want was ze niet één van die sterke vrouwen waar meisjes naar opkeken?

En toen bleek Held3 een huil- en krijsbaby te zijn. Daar waar ik vroeger wat meewarig naar verhalen over huilbaby’s luisterde kreeg ik nu de rekening gepresenteerd voor mijn gebrek aan empathie en het teveel aan oordelen. En toen waren er wat veranderingen op het werk. Minor issues, redeneerde ik. Major impact, besloot het hoofd. Maar dat werd nog even verdrongen. Net zoals de relatiedemon die al een tijdje om het hoekje aan het gluren was. De ongewenste bezoeker die we maar niet buiten kregen, die te lang bleef en alle toekomstplannen wegvrat, zoals de praatzieke tante die komt binnenvallen en je lievelingskoekjes opeet nog voor je er zelf één van hebt kunnen proeven. Er was het afscheid nemen van een huis, een illusie van een thuis, toekomst, een ideaalbeeld. Afscheid van mensen, sommige levend, sommige levend en wel, andere al vervormd tot herinneringen en foto’s.

Het waren de maanden van mist in het hoofd. Van gedachtesprongen die voor niemand uit te spreken waren aangezien het zelfs voor mij te snel, te hoog, te diep, te ver ging. En ik zweeg. En ik las haar stukjes. En die van haar. En ik zag andere stukjes passeren waarin vrouwen bijzonder krachtig hun zwaktes beschreven. En het was te confronterend: de opluchting van anderen om hun masker(s) af te gooien kwam dreunend mijn hoofd binnen. En dreunde verder, het hele lijf door. Wat waren ze sterk, die anderen. Wat hadden ze geluk dat ze wél op begrip konden rekenen bij hun coming-out van superwijf-met-beperkingen-en-twijfels. Hoe luider de roep klonk naar meer authenticiteit in blogland (of toch de provincies waar een select clubje bloggers mag vertoeven), hoe zwaarder de stilte werd. Ik had noch de middelen (praten en schrijven lukte niet), noch de energie (overlevingsmodus aan), noch de goesting (ontkenning ten top) om ook maar te reageren dat een post herkenbaar was, of iemand veel sterkte toe te wensen. Laat staan dat ik zelf mijn verhaal zou doen. De woorden waren er nog niet. Het schrift moest nog gemaakt worden, de pen nog gevuld.

En ik bleef lezen hoe zij, mijn favoriete blogster van het eerste uur,  worstelde*. En dat, overall, positief denken en lief zijn voor jezelf enkele van de sleutels zijn om de donkere kerkers van je geschiedenis te verluchten. En ik durfde mijn zwakheden tonen, voorzichtig, soms langs mijn neus weg, liet ik wat vallen. Sommige begrepen het. Anderen zwegen en duwden met man en macht het masker terug op mijn gezicht. Zij die van haar voetstuk zou vallen, dat kon niet. Er was de periode van kwaadheid. Kwaad op al wie me ‘gemaakt’ had tot wie ik nu ben. Tot ik besefte dat ik daar de enige verantwoordelijke voor ben. Gevolg: ik werd kwaad omdat ik kwaad was. Kwaad omdat ik zeker niet zo’n grumpy, oud, zagerig, cynisch wijf wou worden.

En toen zei iemand: “Het is ok om kwaad te zijn, dat mag.” Waarop ik: “Maar! Ik! Wil! Niet! Zo’n! Kwaad! Stuk! Venijn! Zijn!” De ander: “Dat ben je niet, dat zal je ook niet worden. Maar nu mag je kwaad zijn om alles wat gebeurd is”. Waarop het kwaad stuk venijn: “Eventjes dan?” De ander: “Eventjes dan.”

Dat -eventjes dan- boos mogen zijn zorgde voor een sluier van mildheid. Voor de anderen, maar nog meer voor mezelf. De woede, een volle bibliotheek, werd omzwachteld met begrip tot ze verschrompeld was tot een hoofdstukje van een perkamenten boek in een stoffige archiefruimte.

En hier staan we dan: three heroes and a princess. Een moeder van drie helden. Een vrouw met een ‘gefaalde’ carrière, op het zijspoor gezet om te investeren in zonen die leven met goesting. Een meisje dat nog gelooft in liefde en elkaar hogerop tillen. Een meisje dat gelooft in romantiek. Want dan kan er gelachen worden en is een sarcastische opmerking op zijn plaats. Zo is ze ook wel.

*Wat haar woordenstromen betekend hebben zal pas uit te drukken zijn als er een woord wordt uitgevonden om het gevoel te beschrijven dat de mensheid ervaart bij het ontvangen van een signaal van buitenaards leven. In de veronderstelling dat we daar met z’n allen verrukt op reageren natuurlijk.  

**Dit is geen stukje geschreven vanuit moed. Misschien ook niet vanuit slimheid. Het is wat het toen was. En het is een voetnoot in wat nog komen zal. 

Brief aan het wijflijf

Liefste lijf en zoon,

Ik weet niet wat het is tussen jullie beiden, waarschijnlijk een haat-liefdeverhouding afgewisseld met een samenspannen tegen een steeds ongeduldiger wordende moeder?

Lief lijf, meer dan 40 weken zwanger intussen, en behalve wat vochtophopingen hier en daar zie je er nog altijd behoorlijk uit. Die buik is mooi mee uitgezet, ”t zit al van voor’, zeggen mensen die het kunnen weten, en voor zo ver te zijn loopt ge nog kwiek rond eigenlijk. Dat komt, beste mensen die het kunnen weten, omdat dat lijf dan ook alleen maar kwiek rondloopt als het überhaupt kán rondlopen. De dagen dat het lijf zich wentelt in miserie en verzuchtingen en dat kersenpitkussens en warme baden amper redding kunnen brengen zijn intussen niet meer te tellen. De dagen dat het lijf moest zwichten voor het karakter van de moeder evenmin. Want dat, beste lijf, moet je toch wel toegeven: in moeders wilskracht moet je je meerdere erkennen. Er zal van ai en oei gedaan worden als moeder zin heeft om te trunten. Anders niet. Ben je daar nu nog boos om, lijf?

Sinds juli heb je me de stuipen op jezelf gejaagd door dokter en moeder te laten denken dat je wel eens forfait zou geven voor de laatste maanden zwangerschap. Dat je er wel eens genoeg van zou kunnen hebben als de moeder je zo bleef afmatten. En moeder heeft geluisterd, misschien heb je niet zoveel kunnen rusten als je zelf had gewild, of misschien had je liever yoga of zwemmen gedaan in plaats van tuinieren en verbouwen, maar kom, lief lijf, wij zijn al zen van ons eigen, niet? Dus lijf, you did it, en you did it meer dan genoeg eigenlijk nu. Ik weet niet wat het is tussen u en mijn zoon, jullie komen waarschijnlijk iets te goed overeen als het gaat om mij nu ’s nachts wakker te houden, valse signalen te geven, me de ene dag te laten kruipen van de rugpijn, me de andere dag kwiek op mijn ladder te laten kruipen om de ramen te wassen, … ik weet niet wat het is, maar wat consequent gedrag zou wel mogen. Ofwel gaan we nog wat zwanger zijn tot moeder en dokter beslissen dat het genoeg is geweest, en dan gaan we dat nog in volle gezondheid doen, ofwel gaan we nu over tot miserie, pijn en zuchten alom en dan kunnen we evengoed bevallen, niet?

Conclusie, liefste lijf en zoon3: als die laatste niet snel zijn blauwe ogen komt tonen en zo die eerste minstens tien kilogram lichter maakt, dan vrees ik dat ik morgen zal moeten overgaan tot de grove middelen zijnde: pikante pitta eten, touwtjespringen, de auto wassen en het ultieme middel: wat zielig naar de dokter kijken.

Aaike, uw moeder (zoon3) en eigenares (lijf).

#wijvenweek – zelfcensuur

Opdracht van de dag: doe eens normaal hier, en stoef niet altijd hoe geestig uw leven wel is.

Ik moet hier geen foto van mijn living posten net voor de poetsvrouw komt, dit wegens geen living en ook geen poetsvrouw (maar die komt er wel!), ik moet ook niets schrijven over wat er deze week echt beuzakkerij was want dan zondig ik tegen één van mijn beginregels.

Het zijn er vier, de criteria waaraan ik mijn schrijfsels toets vooraleer ik ze hier loslaat: 1. Mag de baas het weten? Daarmee bedoel ik de baas die het verst van me af staat, of een toekomstige baas. 2. Mogen mijn schoonouders het weten? 3. Kan het mijn kinderen (later) schade toebrengen? 4. Gaat het over het werk? Indien op vraag 1 en 2 een negatief antwoord en/of op vraag 3 en 4 een bevestigend antwoord: deleten, die boel en ik ga me op een ander afreageren.
Dat zijn de vier criteria, en dus is hier heel wat zelfcensuur.

En laten we dat vooral zo houden ja? U mag gerust denken, op basis van mijn schrijfsels, dat ik een leeghoofd ben en van de boze wereld geen besef heb. Mocht dat uw mening zijn en u ziet me als een clown of een naïef wicht, dan bewijst u me dat ik met mijn schrijfsels mijn doel heb bereikt en aanvaard ik met plezier het compliment.

Er is hier dus weinig echt persoonlijks van mij en mijn ménage te lezen, behalve een twijfeltje hier en daar. Voor meer details verwijs ik u graag naar de zetel in mijn huis, mijn telefoon, mijzelve aan een toog met een glas wijn. Laten we het hier dus houden op ‘mezelf in Wonderland’, fijner voor u, beter voor mij.

#wijvenweek – van toen ze haar bloemetjesschort omdeed.

Opdracht van de dag: vertel uw dromen en ambities, verwelkt, vergaan of juist niet.

Kijk, ik ben zowat alles geworden wat ik vroeger niet wilde zijn. Voor het gemak houden we het er even op dat ik nu net geen dertig ben (kuch) en tien jaar geleden had ik toch wel een ander beeld van mijn toekomst. Mijn vroegere ambitie was een Libelle-vrouw te worden, zo eentje als mijn moeder en tante in de tijd van het Rijk der Vrouw. Het huis altijd netjes en gezellig, mee met de nieuwste interieurtrends, frisse planten in huis, de gepaste tijdschriften op tafel en zeven dagen op zeven de geur van koffie en cake in huis. Ik werk als leerkracht of ik heb een rijke vent zodat ik om vier uur kan klaarstaan met boterhammen voor mijn prachtkindertjes die van school komen, vol aandacht luisterend naar hun verhalen. Om daarna heel pedagogisch verantwoord samen het huiswerk te maken, terwijl moeder en kind elkaar af en toe een warme, begripvolle blik toegooien. En een kushandje. *vioolmuziek zwelt aan*

Daarna doe ik mijn gebloemde schort aan, loop ik mijn tuin in op zoek naar verse groenen. Ik passeer mijn kruidentuin en denk na wat ik zou kunnen maken. Altijd creatief, altijd het nieuwste Libelle-recept op tafel, gezond en al. Ik moet niet meer naar de winkel hollen om vlees, een sausje of brood, want dat heb ik, met mijn goede organisatie, namelijk altijd in huis. Ik moet me niet haasten om iets klaar te krijgen, want ik ben zo bedreven in dat hele huishouden dat ik, terwijl mijn patatjes koken, nog even kan bellen naar die goede vriendin, de was kan insteken en intussen mijn zonen leer hoe ze lekker soep kunnen maken.

De man des huizes komt thuis en ik, immer vrolijk en er goed uitziend, verwelkom hem. Niet hartstochtelijk, neen. Zo passioneel is die Libelle-vrouw nu ook weer niet, maar hij voelt zich toch welkom genoeg om te weten dat hij met mij de hoofdvogel heeft afgeschoten. *verleidelijke blik*

En bla, bla en bleh. Dat is dus hoe ik mezelf tien jaar geleden zag. En dat is dus alles wat ik niet ben geworden.*tromgeroffel, paukenslagen* Ik ben de man in huis, de vader van de kinderen, de pretpapa. Zeker wat uithuizigheid betreft. Je zou dan nog kunnen denken, zo’n man die veel van huis is, die is uitermate succesvol. Maar nee, want hier speelt mijn biologische geslacht mij parten. *eventueel lachband* Dat ingebouwde permanente schuldgevoel dat ervoor zorgt dat ik teveel vrouw en moeder blijf om te gaan denken als een man. En dan mag ik nog van geluk spreken dat de vader van mijn kinderen kan en wil koken. En dat hij voor de zonen zorgt. En hij doet dat goed. Maar zeker niet zo goed als ik het zou gedaan hebben volgens mijn filosofie van tien jaar geleden. *flashback in sepia naar een dromend kind*

Ik ben geen Libelle-vrouw. Ook geen Flair-vrouw. Ik ben een kind dat nog altijd op zoek is en probeert om stukjes van die vroegere ambitie in haar huidige leven te integreren. Met vallen en opstaan, met meer falen dan succes. Het enige wat ik kan doen is ervoor zorgen dat mijn zonen en lief nooit ofte nimmer een Libelle te zien krijgen.

Beter vergane dromen en ambities dan geen meer kunnen of mogen hebben, niet?

#wijvenweek: Guilty pleasures en kleine kantjes

1.    Guilty Pleasure 1: Ik vind het jammer dat de Pfaffs er niet meer zijn. Op zondagavond deed ik altijd mijn strijk met Debby en Kelly op de achtergrond. Nu Debby en Kelly me niet meer verblijden met hun gekwek,  strijk ik ook niet meer. Of toch veel minder alleszins.
2.    Guilty Pleasure 2: Ik kijk soms naar Komen Eten tijdens het afwassen ’s avonds. U weet, wij hebben geen afwasmachine wegens een paar minuscule verbouwingskes, en dus doen wij de afwas met een drieteilensysteem. En als die koters slapen en wij beginnen onze afwas te doen, dan durven wij zo eens naar Komen Eten kijken. Nee, ik heb geen schaamrood op mijn wangen nu.
3.    Klein kantje 1: Ik kan soms een aardig stukje toneel spelen. Als ik vind dat u aan het neuten, trunten, ongelooflijk aan het doordrammen bent, dan ga ik 1. luisteren en vooral niet veel zeggen als ik vind dat u mag neuten en trunten en ongelukkig zijn, 2. proberen om te zeggen dat u zich niet als een hysterisch wijf moet gedragen als ik vind dat het toch wat teveel van het goeie aan het worden is, 3. meedoen met uw spelleke en dus mee neuten, trunten en doordrammen. Op die manier heb ik mijn uitlaatklep en moet ik niet op zoek naar een amateurgezelschap toneelspelers en u bent blij dat ik zo goed kan luisteren en volop meega in uw verhaal. Schijnheilig? Nee, dat lijkt me dan gewoon het beste voor ons beiden. Sommige mensen neuten nu eenmaal graag, en if you can’t beat them, join them. Voor alle duidelijkheid: ik heb dit nog maar bij één iemand gedaan, dus meestal lukt het wel met de acties 1 en 2 en actie 4. vermijden/negeren.
4.    Guilty pleasure 3 en klein kantje 2: Als u me vraagt hoeveel m&m’s ik nu weer naar binnen heb gespeeld: doe mijn antwoord maal drie en u krijgt een realistisch beeld van de hoeveelheid die ik achter de kiezen heb. En u mag daar gerust nog een halve zak chips bijdoen. Ik doe geen half werk, ook niet als ik een (emo-)vreetbui heb.
5.    Klein kantje 3: Als u me nu om mijn gewicht zou vragen dan geef ik dat van november 2011. Toen vond ik dat goed, dat van nu wat minder, of liever: meer, teveel meer. Maar met mijn nieuwe strak dieetplan (soep soep soep!) zijn die kilo’s er over een paar weken wel weer af (duim duim), dus wat maakt het nu uit dat ik u alvast mijn gewicht van over een paar weken geef? Niets toch? Eigenlijk vraagt u me gemakshalve het best niets over mijn gewicht, goed?
U ziet me nu toch nog wel graag hoop ik?