“Maar mannen zijn toch zwakker dan vrouwen!”
Vergezeld van gepaste pathos sprak Kind2 deze woorden uit, veel te serieus. Hij meende het, zo bleek uit het verdere gesprek.
- Kind2: “Vrouwen zijn sterk, die doen gewoon alles.”
- Moeder: “Maar mannen en vrouwen zijn toch even sterk hoor, ze kunnen allebei dingen goed.”
- Kind1: “Wat jij hier allemaal doet en wat je kan, ik weet niet of een man dat kan hoor.”*
- Kind2: “Ik wil later zeker samenwonen met een vrouw.”
- Kind3: “Jij bent lief, mama.”
Ja, het is een compliment. De euforie overheerste de eerste minuten. Ik gaf mezelf een ton denkbeeldige schouderklopjes, high-fives én kushandjes omwille van zoveel powerwijverigheid. Mijn zonen, die waren geëmancipeerd jong, nu al! Die zouden niet bang zijn van sterke vrouwen, etc. etc. *blaast het stof van haar standbeeld*
En daarna begon ik te denken. Dat iets niet klopt in hun redenering. Dat ze de powervrouwengedachte niet als waarheid mogen aannemen. Net zomin als de idee dat mannen het sterk(st)e geslacht (moeten) zijn. Dat ‘niet sterk’ niet impliceert dat er zwakte is. Dat geslacht daar eigenlijk niet toe doet.
Ik kan ze het niet kwalijk nemen, mijn drie jongens. Ze zien hier dan ook wel wat powerwijverij. De ene dag al wat meer dan de ander, in verschillende gradaties van succes.
Zoals op de dag voorafgaand aan het bovenstaande gesprek: ze zien een moeder die op bevel van de burgemeester (politiereglement nummer tig paragraaf whatever) haar haag moet scheren, niet binnen afzienbare tijd maar wel onmiddellijk en eigenlijk gisteren. Niet omdat ze dat de vorige jaren heeft verwaarloosd, wel omdat ze blijkbaar meer grond, en dus haag, heeft dan gedacht. Een snelle, maar grondige, check op het plan gaf de burgemeester gelijk (“Rijker dan je denkt: de tegen-wil-en-dank-editie”) waarop moeder een uur lang stond te foeteren, vervolgens in gang schoot, een ander powerwijf-en-moeder-met-haagschaar** belde en zodus op een zonnige zaterdag het kampioenschap task switching organiseerde.
Vijf jongens zagen twee moeders met verlengkabels sleuren, takken afscheren, zakken vullen, een ladder en stelling op en af springen. Ze zagen dat hun moeders er zelfs plezier in hadden, genietend van de aandacht die ze kregen van elke passant, duimen opstekend bij elke duim omhoog die ze zelf kregen. Ze zagen die moeders een pauze nemen die ze invulden met het op tafel toveren van een maaltijd die meer voedzaam was dan de gemiddelde fastfood die op dergelijke werkmansdagen wordt voorgeschoteld, en passant een bezoek aan het stort brengen om zich dan vol overgave terug op haag en takken te gooien.
Ze zagen een moeder die de volle acht uur was bezig geweest met een haag proper te zetten, afgewisseld met het scheidsrechteren bij ruzies en het troosten van Kind3, om daarna vlotjes de rol op te nemen van cuddle-me-mummy, voederend, badjes gevend, voetjes verzorgend, etc.
En geen seconde had ze durven zagen of klagen, die moeder.
En dat was fout. Grondig fout. Want dat schept foute verwachtingen. Naar vrouwen, naar toekomstige partners, naar zichzelf.
En dus besloot ik om dezelfde avond nog het powerwijf imago te doorbreken. Althans naar mijn zonen toe (je moet niet alles ineens willen 😊) en enkel over het fysieke (je moet niet alles ineens vertellen). Ik besloot te zeggen dat er toch wel die rugpijn was, die stramme armen, … mijn uitzonderlijke fysieke prestaties van die dag gestaafd door FitBit-data. … Ze reageerden door me te laten uitslapen, door koffie te zetten, door toch het volle anderhalf uur elke medewerking te verlenen die ik vroeg op zondagmorgen.
Om dan ’s avonds opnieuw te vertellen dat “wij mannen, allez, jongens hé, wij mogen blij zijn dat er vrouwen en meisjes zijn hoor”. Ik vroeg hen waarom. “Omdat je daar toch echt veel plezier mee kan maken, soms meer dan met jongens alleen.”
Een kleine kentering. Hadden ze iets geantwoord in de trant van “omdat die vrouwen zoveel doen”, dan was het terug naar af. Maar mijn missie is verre van volbracht. En ik neem me nu voor om, als ze wat ouder zijn, eens te gaan huilen, al dan niet geïnitieerd door hormonale opstoten. Dat ze leren dat powerwijven dat soms tegen wil en dank zijn, met soms stank voor dank zijn, ondanks zijn, dankzij zijn.
Dus als u me ooit in het gezelschap van minstens één van mijn kleine mannen ziet huilen: het maakt deel uit van mijn opvoedingsplan, het plan om hen te leren dat mannen en vrouwen, papa’s en mama’s powermensen kunnen zijn maar dat zoiets nooit als norm beschouwd kan worden.
Als powerwijverij hun norm zou worden dan vrees ik (1) dat die nooit van straat raken, (2) dat ze zich zullen gedragen als verwende, hulpeloze jongetjes, waardoor ook punt (1) een nog grotere waarschijnlijkheid heeft om een feit te worden en (3) dat ik over 20 jaar hun haag sta te scheren.
*Ik was eerder bezig met een post over enkele ‘Oh, was er maar een man’-situaties en hoe elke situatie uiteindelijk toch goed uitdraait tot zelfs een ‘Moh, dat kan ik best alleen’. Het lijkt me beter om die instelling nu even te laten rusten. Wat niet wil zeggen dat die situaties niet verder gedocumenteerd zullen worden 😊.
**Topwijf E., waaraan ik heb beloofd om in juni haar groen te helpen scheren. Want wij zijn een topteam, zo.
Een haag kussen als ik blij ben, ik kan dat.