zo roept de kleine Benne. En dan kan je maar beter vlug de radio aanzetten, liefst wat muziek van Kabouter Plop opleggen, je handen uitsteken en dansen met die kleine vent. Een halve cd lang (zo’n 7-tal liedjes) kan hij blijven dansen. Soms springt hij, soms stampt hij met zijn voeten op de grond, soms draait hij rond tot hij op de grond valt, soms wil hij in de lucht gezwierd worden, soms danst hij de tango of een trage slow, maar altijd danst hij met de glimlach. Hij kan het onmogelijk mee hebben van zijn ouders. En als mama dan overdreven begint te puffen en het fictieve zweet van haar voorhoofd veegt met de melding dat ze een beetje moe is van al dat dansen, dan zegt hij: “Ja, oké”, gaat naar de zetel en ploft zich daar neer. Of wat er ook uitkomt: “Inderdaad”. Dat zegt die zoon van mij, u weet wel, samen met Fries het leukste, mooiste, liefste en snoezigste kind ter wereld. ’t Zal wel zijn.