“Kijk mamaa, kijk!” en moeder kijkt met een half oog. “Ma kij-ij-ijkkk!!!” *ow, dit is wel heel dringend* “Een pompoenkonijn!”
Uh? En welke kleur heeft het pompoenkonijn? *geen antwoord*, en wat doet het pompoenkonijn? “Graaaauuwww!!”, ok, en waar staat dat pompoenkonijn? “Eh, daar! Daar!! In de lucht, zjoef, weg!!”. Ik zeg het u, in heel die tuin en alles wat erboven of eronder ligt: nergens een pompoenkonijn te vinden. Maar ik zocht verkeerd. Meneer Benne had het over de pompoenkoning, een vriend van zijn beste vriend Piet Piraat. Wat is die moeder toch dom.
Na die hele zoektocht had meneer dan wel geen grote honger, hij had niet veel honger, hij had geen reuzehonger. Nee, na zo’n zoektocht heb je dikke honger.
En van al dat zoeken en eten worden mensen, en zeker als ze kleiner zijn dan 1 meter, nogal vaak eens vuil. Dan vliegen (of stappen) ze in bad, en krijgen ze achteraf nog wat zalf op droge plekjes. Waaronder de wangetjes. Wangzalf. Gevolgd door een ode aan de wangzalf: “Wangzalfzeleven, wangzalfzeleven, wangzalfzeleeeeefen in de gloooooriaaaaauuwww!”
En tussen al dat hyperkinetisch peuterlawaai stond onze kleinste Fries plots rechtop, en ging hij aarzelend een stapje vooruit. En nog één, en… dan… nog… één… twee… drie…
Na een half uur zette de Held van de Dag zo’n 20 passen. Zelfverzekered, deftig rechtop, hevig gesticulerend met al wat aan het bovenlijfje hangt. De Held was aan het glunderen, maar ik nog meer.
man, hier heb ik tranen van in de ogen… prachige eigengemaakte gezangen ten berde brengen en een broertje dat kan stappen… Dat heet dan gelukkig zijn, niet?
super!
Proficiat aan Friesje met zijn eerste stapjes. Proficiat aan Benne dat hij al zijn mama kan laten zoeken naar iets wat niet bestaat. Wat zijn we trots op die bengeltjes.
ge hebt van die dagen …
dat ge de koning te rijk zijt hé