Als je kleine broer iets doet, wat jou als koppige vierjarige niet aanstaat. Wat doe je dan?
– je zou je moeder kunnen roepen, met het risico dat je de hele dag meneertje klikspaan bent
– je zou je moeder kunnen roepen, met het risico dat die je vierkant uitlacht
– je zou in een hoekje kunnen demonstreren hoe koppig je kan zijn. Waarop moeder je straal negeert.
– je zou kunnen een boek in je broer zijn oog steken. Maar zo goed kan je nog niet mikken, dus gooi je ’t maar net eronder. Drama ten top, moeder holt eerst naar het huilende kind, waardoor jij de tijd hebt om je uit de voeten te maken. Tegen dat het bloed wat is gedept, de kleinste is gesust, heb jij al je zieligste gezicht overtrokken met een pak schuldgevoelens omdat dat zo hoort. ’t Hoofd schuin, een voetje dat de vloer streelt, vingertjes die de deur krabben (als dat tenminste nog kan, met die afgebeten nageltjes van je), en die ogen neer. Onderlip in pruilstand, ogen in waterstand.
Was ik kwaad? Minder alleszins dan dat ik verontwaardigd was. De kernlogica: “Mama en papa doen hier niemand pijn”, en dus “Jij doet ook niemand pijn”, krijgen we hier moeilijk uitgelegd blijkbaar. Boys.
Boekje hebben, iemand?
(foto op dag 1: ’t moest nog blauw worden blijkbaar)
Auwch! Nog een geluk dat hij niet goed kan mikken. 😉
Peins dat de meeste grote broers en zussen wel eens zo’n momentje van onmacht hebben.
Ocharme! Ik dacht net hetzelfde, al een geluk dat hij niet goed kan mikken.
Dat gaat inderdaad zo bij broers en zussen, ik beet mijn zus ook altijd. Het kind liep altijd rond met tandafdrukken op haar armen…
Tess! Gij verschrikkelijke! En ik die dacht dat alleen jongens dat deden 🙂