Beste Marco van Eandis,
Op 18 augustus (dit jaar) kwam u langs bij mij thuis. U ging eens kijken wat er moest gebeuren met die elektriciteit, en hoeveel ons dat ging kosten. Dat de elektriciteit van de buren door ons huis liep, en dat dat eigenlijk niet meer mocht. Dat er een sleuf moest gegraven worden maar dat het niet duidelijk was tot waar. En dat u wel met de buren zou contact opnemen om te zeggen wat zij moesten doen. Ik moest enkel hun telefoonnummer geven en u zou ze contacteren. U gaf me uw kaartje, in een tijd dat ik nog geloofde dat kaartjes er zijn om in contact te komen met mensen.
Hoe eenvoudig was het leven nog, hoe naïef was ik nog te geloven dat één enkel telefoontje naar de buren de zaak zou oplossen.
We zijn net geen vier maanden later, beste Marco. Ik heb u gemaild en gebeld. Tot bloedens toe, die velletjes van mijn lippen en nagels hebben het geweten. U hebt het blijkbaar niet zo voor technologie, want noch via e-mails, noch op uw gsm-nummer, noch op uw vast telefoonnummer kon ik u bereiken. Of u hebt het niet voor mij, maar laten we vooral niet persoonlijk worden.
Tussen 18 augustus en 15 december heb ik meermaals gebeld naar u, uw werkgever, uw collega’s. Wat zeg ik, u stond overduidelijk bij mijn favorieten. Even een dood moment? Laten we nog eens naar Marco bellen, laten we nog eens naar Eandis bellen. Het werd een hobby op de trein, tijdens pauzes, nog snel even Marcobellen en Eandisbellen om de dag goed af te sluiten.
En ja, ze gingen mij terugbellen, zeker de dag erna. En ze gingen u contacteren. En ze gingen me doorverbinden met u. En ze gingen meteen-echt-wel-hoor-mevrouw terugbellen, zeker vandaag nog. En ik moest wel een beetje vriendelijker zijn, ook al had ik al minstens 20 keer hetzelfde verhaal gedaan. Waar ik ben terecht gekomen, ik weet het niet. Wie ik heb gesproken, ik weet het niet. Tot ik op een mooie herfstdag uw collega Josephine aan de lijn kreeg. JosephineVanEandis zou mijn heldin worden, zo bleek enkele dagen later. Josephine zat namelijk in hetzelfde gebouw als u. Zover was ik al geraakt. JosephineVanEandis voelde echt met me mee, ofwel had ze haar opleiding ‘empathisch luisteren’ met verve voltooid. Ze sprak zelfs dialect, wat me altijd menselijker maakt aan de telefoon. Op den duur kregen we een band: zij kon u niet bereiken, ik kon u niet bereiken. En in ons West-Vlaams zeiden we dat “ie serieus noa zin voetn hing kriehn”.
Beste MarcoVanEandis, u heeft me gisteren gebeld. Ik mag er van uit gaan dat uw collega JosephineVanEandis u dus serieus onder uw voeten heeft gegeven. U komt vandaag langs. Na vier maanden, na honderden minuten telefoneren. De koffie en koekjes staan klaar, mag ik u knuffelen als u aankomt? Of op zijn minst eens uw hoofd aaien, om te voelen of u wel echt bent?
Herkenbaar! Ik voel de verdrukte frustraties al terug opborrelen.