Toen Benne zijn nonkel Klaas wou roepen deed hij van “KonkeKaa-aaa!”, intussen kan hij het ‘mooi’ zeggen.
Fries kan nu ook al zijn nonkel Klaas roepen en doet dat zo: “NonkeKaasjj!”.
Taalontwikkeling, het blijft grappig en voor elk kind zo verschillend. Fries heeft intussen een bladzijde toegevoegd aan zijn woordenboek met de volgende inhoud: wate (water), aaibei (aardbei), vies (vis), aap (schaap of aap of papa, kan ook), uma (oma), ‘opla (hopla, ’t konijn), beej (beer), wé (weg), en nog heel wat ander gebrabbel dat we proberen te ontcijferen.
Hij kan ook al van danke dank doen (klappen in de handjes), zwaaien (handen spastisch beginnen bewegen), blub blub (wat de vissen doen), een beer nadoen (hjaaaauw!), zoentjes geven, kushandjes werpen, zijn haar wassen, zijn tanden poetsen, zijn kousen afdoen, zijn pamper afdoen, zelf eten (u wil het resultaat niet zien), en zijn hoofd zo tegen muren en deuren bonken dat hij zich een halve hersenschudding zou bonken mochten wij hem dan niet onder luid gekrijs van die deur of muur weghalen. Oh! En ’t is ne properen op zijn eigen: hij kruipt nogal graag eens in de afwasmachine.