Van die keer dat ik van huismoeder deed…

En er dus hie-han-ties veel kwaliteitstijd met de zonen zou doorgebracht worden. Alle fouten van de voorbije vier en tweeënhalf jaar zouden meteen rechtgezet worden, alle kindertrauma’s uitgeveegd, alle boehoe-waar-is-mijn-moeder-nu-momenten zouden vergeten én vergeven worden en ik? Ik zou zomaar even dé award der awards in ontvangst nemen, die van meest geëngageerde moeder op een zondagmiddag. Het verhaal dus.

Er was eens:

Een jongen die naar de tweede kleuterklas ging. En die op vrijdag met de boodschap “Pompom is jarig!” thuis kwam. Pompom, klaspop van de tweede kleuterklas zijnde, zou dus maandag voor de wellicht al vijftiende keer zijn (haar?) vierde verjaardag vieren. En dat moest gevierd! Met koekjes, zo bedacht de immer vindingrijke moeder.

Want naast vindingrijk, was die moeder ook nog eens heel goed in het combineren van dingen. U noemt een ding en moeder combineert het, echt. Met iets, met iemand, geen grenzen. Eerst kwam de combinatie koekjes bakken – onhandige kookkluns. Remedie daartegen is echter een kookboek. En had die moeder nu net niet enkele weken daarvoor (als subtiele hint) een kookboek “Bakpret voor kleine handjes” gekregen? De moeder heeft kleine handjes, gaat nu eenmaal graag in op hints, zeker als ze van de ouders van haar toekomstige metekind komen (jawel, hoera!!!), en bedacht dat ze daarmee dus zou scoren bij zichzelf (grenzen verleggen, en van die dingen), bij de oudste zoon (met koekjes naar school, stel je voor!), bij de man (mits geen halve keuken laten uitbranden), bij de ouders van het toekomstige metekind (want gebruik van kookboekkado), bij de jongste zoon (gewoon: koeken. Eten) en misschien zelfs bij de juf als ultiem bonuspunt. Kunnen scoren bij minstens zeven mensen, door simpelweg koekjes te bakken. Klonk de moeder als muziek in de oren, en nog meer: als een steengoed en strak plan.

En dus geschiedde. Pedagogische doelstelling van deze activiteit: kinderen betrekken, zelfwaarde, het “hé-ik-kan-iets”-gevoel versterken en zo verder. Er werden dus ingrediënten samengevoegd, zoals dat heet. En toen zagen moeder en kinderen het nog heel hard zitten. Tot de kinderhandjes zich ook zouden mengen in de ingrediënten. Na een paar keer de opmerking gekregen te hebben dat dit toch wel heel vieze koeken zouden zijn, werden de kinderhanden afgespoeld en namen de iets grotere handen de controle. Tempo tempo, ’t moest een beetje vooruit gaan. Tenslotte was het al zondagnamiddag.

Kneden ging de kinderhandjes dan wel weer goed af. En dan mochten er dingen gevuld worden met andere dingen. En daarvoor had je zo’n ding nodig, dat je gebruikt wanneer je je vinger niet mag gebruiken om de kom leeg te maken.

Enfin. Fase twee van de werken. Zonen hadden zich intussen al verschanst tussen speelgoed en televisie, zodat de moeder in haar eentje van de hele keuken een slagveld moest maken. Immer van haar plicht bewust besloot ze dan ook om dit met volledige overgave te doen. Meer zelfs, alle waarschuwingen voor zelfoverschatting ten spijt werd zowaar besloten om twee (2!!) ‘dingen’ te bakken. Koekjes en cakejes, jawel!

En die koekjes zouden versierd worden, met glazuur. Omdat dat zo in het boek staat, ja. En die moeder is nogal conformistisch als het op kookboeken aankomt. En die cakejes zouden ook versierd worden, met berenhoofden. Meer eerst moest nog even vlug een nieuwe film ingestopt worden om de zonen wat zoet te houden.

Dus: versierde koekjes en cakejes. Herken de ‘P’! Herken de ‘4’. Herken de genialiteit, de creativiteit, de ongetwijfeld nooit geziene pracht van koekjes. Enfin, dat zelfgemaakte koekjes er behoorlijk ordinair kunnen utzien was het laatste van moeders zorgen. Niets was aangebrand, de keuken stond er nog, en het indianenmasker van bloem en suiker kon makkelijk weggewassen worden. Klinkt als ‘missie geslaagd’!

Tot de Peter Goossens van Sellewie langskwam. Alles Peter, niets Sergio, behalve dan misschien de strenge blik waarvoor de moeder hier ten huize al lang niet meer in zwijm valt. Enfin, de echtgenoot, DrieSterrenPeter van dienst zijnde, bedacht dat “’t Geregje toch wel’n beetje te veel naar suiker smaakte. En of er iets met die glazuur was gebeurd? Omdat dat er toch zo onglazurig uitzag?” Met chef-koks uit Sellewie moet men niet discussiëren, en al zeker niet als men er nog een bed mee moet delen. Dus werden overal de glazuur/suikerlaagjes afgeschraapt en dat was dat.

Tot! Tot! Tot! Moeder met een nieuw plan kwam (ja, we spreken hier over een doorzettertje): chocoladeversierselkens op de koekjes aanbrengen. Ergens nog een spuit uitgehaald, chocolade laten smelten (oo bain marie natuurlijk), en in opperste concentratie de ‘P’ (“stokje en buikje boven hé mama”), de ‘4’ (“mo ség, da moet wel recht hé mama”) en een occasioneel bloemetje (bakken voor gevorderden) en hartje (voor de DrieSterrenPeter) op de koekjes gooien.

Enfin. Ze werden eetbaar geacht, de koekjes. En na een rusteloze nacht vol nachtmerries over voedselvergiftigde kleuters, hysterisch lachende juffen en boze ouders werd het bewijs van een gebrek aan zelfkennis meegegeven naar school.

En kijk! Toen de moeder die avond thuiskwam zag ze zowaar een berichtje van de juf. Met trillende vingers werd het boekje van de oudste zoon opengeslagen en wat toen gebeurde kan geen mens beschrijven: de vreugde, de intense blijheid, het gevoel van puur, intens kindergeluk. De moeder had zowaar een stempel gekregen van de juf! Het was het waard, elke seconde van pure inspanning…

Advertentie

Over wij en ik.

Dingen die ik mijn zonen liever niet meer hoor zeggen…

  • in een overvolle supermarkt en zo’n 20 decibel te luid: “Ei mama, die meneer heeft daar nog een beetje een dikke buik hé.”
  • tegen zowat iedereen: “Ei dikzak! Dikzak! Diiiiikzaaaak!”
  • tegen elkaar: “Tijd voor de pierlewietieshow!” (Nee, ik vertel hier niet wat ze daarmee bedoelen, echt niet).
  • tegen mij: “Je moet nog een handje bijzoeken hé mama, dan kan je nog meer doen.”
  • tegen iedereen die het horen wil: “Hihi, ik heb een prot gelaten…”
  • tegen hun ouders: “Ma ség, ik zie de televisie niet, je staat ervoor, en ’t is net van Baloe en zijn liedje!
  • tegen eender welke chauffeur in eender welke auto: “Ség, rij ne keer een beetje rapper. Allez!”

Dingen die ik ze wel graag hoor zeggen…

  • tegen mij: “Mamaah, jij ben de mooiste en de liefste!” Iets met waarheid, kindermond en zo?
  • tegen iedereen: “Ik kan dat al zelf hoor, ik eet veel patatjes.”
  • tegen zichzelf: “Mooi vandaag!”
  • tegen hun ouders: “Gaan jullie mee, ja hé, jullie gaan toch mee hé?”
  • tegen elkaar, ooit op een dag mag ik hopen: “Gaan we eens gewoon samen spelen? Dat is gewoon veel leuker dan telkens na twee minuten te moeten ruzie maken. Bovendien doen we met dat geruzie ons moeder ook geen plezier mee en onszelf nog minder. Want dan loop je nog tien minuten na te snikken, met een knalrode kop en roodomrande ogen, enkel en alleen maar omdat wij twee, van de vierhonderdduizend auto’s hier aanwezig in dit huis, per sé weer allebei diezelfde moesten hebben. En omdat we met momenten een ander niets gunnen, loopt ons moeder dan een half uur ambetant, en zou ze ons nog durven een snoep ontzeggen. Dus: laten we maar gewoon samen spelen, lieve broer. En laten we daarna maar ons moeder een massage geven, dat arme mens ziet met momenten zo af met ons.”

Een mens mag toch al eens dromen, nietwaar?

Dag koek, dag clown, dag klas, daaag moeder!

Kort.

Fries komt aan de schoolpoort, mag ‘zijn’ speelplaats op. Er staan (dankuwel oudercomité) een clown of twee, een Mega Mindy en een stuk of wat andere figuren die ik me niet meer herinner wegens te veel focus op twee zonen. Terwijl ik nog officieel vraag in welke klas de twee zonen zitten, ziet Fries een koek, een clown, zijn heldin van dit schooljaar (‘juf Hannelore Pannelore’), en stapt vol vertrouwen vooruit. Koek in de ene hand, jufs hand in de andere en weg is hij. Geen enkele keer keek hij om.

Een ander verhaal bij Benne: trillende onderlip, sussende juf (‘juf Carole bollewol’), huilend kind, moeder met krop en nog van die toestanden. Schuldgevoel ook, je komt midden in de nacht thuis, na drie dagen werkafwezigheid, ze zien je even ’s morgens en dan ga je ze doodleuk op school afzetten. Ik zou het begrijpen als dit zijn eerste trauma is.

Na vijf minuten nagelbijten van moeders kant hangt Benne alweer de wijsneus uit, en stapt Fries binnen in het grootste avontuur van zijn jonge leven.

En er is progressie! Namelijk:

2 februari 2009, eerste schooldag Benne: de hele weg bleiten, thuis ook nog de hele dag zielig ‘rondgetsjoold’.

1 september 2009: tweede eerste schooldag Benne: bleiten tot 5 km van school en op 3 km van thuis. Ook zielig, maar niet meer tsjoolen, eerder gewoon rondlopen.

1 september 2010: derde eerste schooldag Benne, eerste schooldag Fries: bleiten tot 1 km van school en 7 km van thuis. Niks zielig gevoel, trots ben ik. ’t Komt nog helemaal goed 🙂

Duimen voor 1 september

Duimen dus.

Niet voor kleine Fries die met zijn veel te grote boekentas, zijn veel te nieuwe schoenen, zijn veel te grote koek naar de peuterklas zal stappen. Maar, afgezien van hysterische huilbuien als moeder vertrekt ziet het jongste kind het heel goed zitten. Vooral nu hij zijn juf al eens op foto heeft gezien en ze heeft kunnen goedkeuren.

Ook niet voor grote broer Benne, die ook met zijn veel te grote boekentas, veel te nieuwe schoenen en veel te grote koek naar de tweede kleuterklas stapt. Hij kent ook al zijn nieuwe juf en vindt het ‘sjiek’ dat de door ons uitgeroepen broer van klaspop-van-de-eerste-kleuterklas-Jules met hem zal meegaan naar de nieuwe klas (een zeker Pompom zou die pop heten). En ook grote broer heeft zijn juf goedgekeurd. Hij moest het eens anders proberen.

Wel duimen voor moeder, dat ze op tijd terug mag zijn van een 3-daags werktuitstapje naar Duitsland, dat ze overal net haar trein kan halen, dat ze woensdagmorgen fijn haar drie venten mag wakker maken en zingen dat het de eerste schooldag is (iets in de trant van: “t Is vandaag mijn eerste schooldag, o wat ben ik toch zo blij!).

Heel lief gezongen voor de twee kleinste ventjes, een beetje lachen met de oudste vent. Die zonder boekentas, zonder nieuwe schoenen en zonder koek naar school moet. Zo benadeeld worden, zeg.

Kind van de natuur

Ardennen – Aquascope (een aanrader trouwens) – we zien een hoop bijenkasten en zelfs zo’n bijenraat (de zeshoekjes) achter glas. Ook achter glas: zo’n duizend wriemelende bijen.

Moeder begint aan een hele grondige uitleg over bijen en wat ze daar precies doen, en over honing, blah blah, en de imker die de honing komt halen, blah blah, … Moeder vraagt aan Benne of hij wel weet waar die bijtjes hun honing vandaan halen?

“Ah mama, uit een potje, in de kast van de keuken hé”

Polygamie is in!

Ik ga zwaar scoren met deze titel, ik voel het 🙂

Dat polygamie in is dus, en dat weet de oudste zoon hier. Dat hij graag met mij wil trouwen, wist hij vanavond te zeggen. En nee, niet met knieval, gewoon recht op mij gesprongen, knieën tussen mijn ribben geplant, diep in de ogen gekeken en dan ‘de vraag’ gesteld. Mocht de grote man des huizes mij buiten willen gooien, ik kan dus nog altijd bij mijn zoon terecht, voila. Maar dan moet ik er wel zijn andere vrouw bijnemen, want (voor de goedkoop, ’t is crisis voor iedereen), zou hij dan ook meteen trouwen met zijn lief A. Toen ik zei dat dat niet kon, dat hij één meisje moest kiezen om mee te trouwen, zei hij: “Mamaaaah, jij bent mijn béste vriend, en ik ga met jou ook trouwen, want mijn auto zal groot genoeg zijn.”

Ik hoop dat hij op zijn achttiende niet met een halve camionette komt aangestoven. En een brommer mag hij ook al vergeten.

En oh, liefste zoon, dat liefje A. van je? Ik kan ze wel aan hoor.

Geduld is een schone deugd…

… maar dat mag je overduidelijk niet verwachten bij een vierjarige.

En al zeker niet als je kleine broertje van twee jaar en een klets je de korte blonde haren uit het hoofd zou doen trekken met zijn standaardvraag dezer dagen: “waajomwaarom*?”

De grote mensen maken er intussen weer een sport van om daar de onnozelste antwoorden bij te verzinnen (“waajom waarom ma’k geen ijsje?” – “omdat het crisis is jongen, en mocht dat op te lossen zijn met ijsjes, je moeder hier al gauw een voltijdse job van zou maken” of “Fries, dat is nu jouw grote kamer, daar mag jij straks in slapen” – “Waajom?Waarom” – Omdat je voetjes anders in die spijltjes van je babybed zullen groeien en dat het zo moeilijk wandelen is naar school, zo met spijltjes rond je voeten”).

De grote broer krijgt het op zijn heupen, op zijn darmen, op zijn hele gestel van die hele waarom-fase en mag zich intussen ervaren oogroller noemen. Eén keer wil hij zo’n vraag beantwoorden, de tweede keer is hij al wat korter van stof en de derde keer hoor je: “Ma Fries, seg, ik heb het al twéééééé (zwaait met ongeveer alle vingers om de buitensporigheid van dit aantal te benadrukken) keer gezegd! Goooh…”

Wijsneus zijn is geestig, maar niet als je jongere broer de hele tijd domme baby-vragen stelt…

*’t is niet omdat de moeder nog altijd niet deftig de ‘r’ kan uitspreken, dat de jongste zoon het niet zou kunnen. Vanavond getest en djie keej kon hij het zeggen.

Elementaire beleefdheid… voor jezelf

De oudste zoon heeft hier nogal de neiging om in termen van willen en moeten te communiceren. Meneer wil een boterham, meneer wil een tas melk, meneer wil naar buiten, meneer moet iets hebben. Hij zou ondertussen wel mogen weten dat zijn ouders daar behoorlijk doof voor zijn, tenzij hij het ‘mooi’ vraagt, zoals wij hem hier dan uitnodigen om het eens beleefd te formuleren. Samen met de evolutie van zijn taalgebruik ging dat dan als volgt:

“Ma’k noepje abliebt?”

“Mahhuk(*) een snoepje asjebliebt?” (*dat West-Vlaams is gewoon aangeboren)

“Mag ik een snoepje asjeblieft?”

Dat zit dus wel snor, die vragende vorm.

Een tweede ding is het dankuwel zeggen, maar daar hebben beide zonen eigenlijk nooit een probleem mee gehad. Wel was er de nodige verwarring bij het geven van iets (“asjeblief Benne, asjeblief Fries”), wat zij dan moesten beantwoorden met een dankjewel. Heel vaak ging het zo:

“Asjeblief Benne, je tas melk.”

“Asjeblief mamaaaa!”

Nu ze weten dat het codewoord ‘danku’ is als je iets hebt gekregen beginnen ze zichzelf te bedanken. Na het zelf smeren van een botherham bijvoorbeeld zegt Benne:

“Danku voor mezelf, Benneeuh!”

Welja zoon, als moeder wil ik je ook oprecht bedanken voor jezelf, ’t is fijn met zo’n kereltje als jij 🙂

Ondertussen in…

Stand van zaken hier: ik weet nog altijd niet waar mijn hoofd staat, maar ik heb het gevoel dat ik het de komende weken weleens zal terugvinden. Dan zetten we dat hoofd weer op het lijf en kan het evenwichtige bestaan weer beginnen.

Wat hebben we vandaag geleerd? Dat een agenda niets voorstelt als je die de zondagavond niet opendoet. Weekendactiviteiten ken ik meestal wel uit mijn hoofd, omdat ik daar altijd zwaar naar uitkijk, en dus gaat die agenda in het weekend niet open. Zo geschiedde ook dit weekend, terwijl daar in koeien van letters wel een heel belangrijk evenement voor de oudste zoon stond ingeschreven.

Maandagmorgen: ik was al blij dat de twee zonen deze morgen flink op tijd, helemaal gewassen, gestreken, gepoetst, gegeld en gevoed naar school/onthaalmoeder konden, dus ging ik me eens neervlijen op die werkplek van me. Agenda open en daar een voor maandagmorgen behoorlijk zware schok ervaren: “Schoolreis Benne”, zag ik staan. Meteen vertoonde het vege lijf een fysieke reactie op deze woorden en kromp zowat alles dat krimpen kon. Licht angstzweet brak uit en meteen vroeg ik me af of ik mezelf niet moest aangeven bij K&G zodat ze me voor eeuwig en altijd konden brandmerken als genomineerd voor slechtste moeder 2010.

Enfin: de zoon in kwestie ging naar een binnenspeeltuin, moest gemakkelijke schoenen aanhebben (die hij zelf kon uitdoen) en gemakkelijke kledij. Dat had ik wel nog in mijn hoofd. En wonder boven wonder: vandaag had hij net zijn schoenen aan met velcroplakkerkes. Toch klein punt voor de moeder. Toen de hartslag weer min of meer normaal was, werd besloten om dan ook maar de papa in kwestie (hij was het ook wel vergeten hé!) te verwittigen met de volgende sms: “Ter info: Benne heeft schoolreis vandaag”. Droger kon niet, ’t moest snel en de papa moest gewoon even een update krijgen, kwestie van niet compleet uit de lucht te vallen als zijn oudste zoon in de auto zou beginnen over springkastelen, autobus, schoolreis, …

Al bij al: het kind is niet op schoolreis moeten gaan zonder pistoleetjes, zonder regenjasje, zonder extra drankjes. Eten en drinken was er via school en de hele hemel weze bedankt voor het niet sturen van regen. Ik ben er dus nog redelijk mee weggekomen en Benne heeft er geen trauma aan overgehouden. Moeder des te meer…

Kleur bekennen

Hij, de blonde jongen van wie ‘een stukje van zijn naam’ op zowat alle Belgische auto’s geplakt is (‘met sterretjes errond!’), leert in school opnieuw over de kleuren. Gisteren was ‘blauwe dag’. Dan gaat dat zo: moeder legt zijn sjiensproek klaar, een blauw t-shirt met een haai erop (schokeffect), en een blauwe pull. Vader belooft plechtig om hem speciaal met de blauwe auto naar school te brengen (kwam dat even goed uit zeg, zo’n blauwe auto hebben) en Benne zelf geeft te kennen dat hij liever niet zijn groene jas wil aandoen om naar school te gaan. Ah nee, want groen is geen blauw, beste blonde moeder. Maar mijn zoon zou mijn zoon niet zijn had hij niet meteen een oplossing voor dat probleem: zijn, jawel, blauwe regenjas. Zo’n schrik om een blauwtje te slaan bij de juf en zijn lief? (‘k weet het, die laatste is een beetje flauw :-))